Samenstelling
Paracetamol/Codeïne Zetpillen FNA XGVS Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 250 mg, codeïnefosfaat 5 mg.
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 500 mg, codeïnefosfaat 10 mg.
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 500 mg, codeïnefosfaat 40 mg.
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 1000 mg, codeïnefosfaat 20 mg.
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 1000 mg, codeïnefosfaat 60 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
APC XGVS OTC Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
Bevat per tablet: acetylsalicylzuur 250 mg, paracetamol 250 mg, coffeïne 50 mg.
Excedrin XGVS OTC GlaxoSmithKline Consumer Healthcare bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
Bevat per tablet: acetylsalicylzuur 250 mg, paracetamol 250 mg, coffeïne 65 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Combinatiepreparaten die paracetamol bevatten worden afgeraden. Redenen hiervoor zijn twijfel over het bestaan van een toegevoegde waarde, meer kans op bijwerkingen en het niet goed individueel instelbaar zijn van de dosis.
Bij acute nociceptieve pijn
Paracetamol is in adequate dosering de pijnstiller van eerste keus. Begin bij lokale spier- of gewrichtspijn eventueel met een cutane NSAID, en combineer deze eventueel met paracetamol. Overweeg bij onvoldoende effect, d.w.z. als de patiënt te veel beperkingen in het dagelijks leven ervaart, (de combinatie met) een systemisch NSAID: diclofenac, ibuprofen of naproxen. Houd bij de keuze van het NSAID rekening met patiëntkenmerken en met de verschillen in bijwerkingenprofiel tussen de NSAID’s; zie NSAID's systemisch, Typerende bijwerkingen. Vermijd NSAID’s zo veel mogelijk bij kwetsbare patiënten met een verhoogd risico op gastro-intestinale, renale of cardiovasculaire bijwerkingen, bv. bij ouderen. Pas het NSAID zo kort mogelijk toe. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie met) kortdurend gebruik van tramadol. Houd rekening met de bijwerkingen; de plaats van tramadol is beperkt. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie van een niet- opioïde pijnstiller met) kortdurend gebruik van een sterkwerkend opioïd. Kies een opioïd op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs.
Bij acute hevige nociceptieve pijn
(bv. in spoedeisende situaties): Geef kortdurend een sterkwerkend opioïd, bv. morfine of fentanyl.
Bij chronische niet-kanker-gerelateerde pijn
Probeer pijnstillers te vermijden. Bij chronische pijn zijn ze minder effectief, terwijl de kans op bijwerkingen toeneemt. Als toch een pijnstiller gewenst is, heeft paracetamol de voorkeur.
Bij chronische kanker-gerelateerde pijn
Combineer een sterkwerkend opioïd (kies op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs) al dan niet met ‘zo nodig’-gebruik van paracetamol en/of een oraal NSAID. Voeg een bij de patiënt en de situatie passende toedieningsvorm van een opioïd voor doorbraakpijn toe.
Advies
Bij acute nociceptieve pijn
Paracetamol is in adequate dosering de pijnstiller van eerste keus. Begin bij lokale spier- of gewrichtspijn eventueel met een cutane NSAID, en combineer deze eventueel met paracetamol. Overweeg bij onvoldoende effect, d.w.z. als de patiënt te veel beperkingen in het dagelijks leven ervaart, (de combinatie met) een systemisch NSAID: diclofenac, ibuprofen of naproxen. Houd bij de keuze van het NSAID rekening met patiëntkenmerken en met de verschillen in bijwerkingenprofiel tussen de NSAID’s; zie NSAID's systemisch, Typerende bijwerkingen. Vermijd NSAID’s zo veel mogelijk bij kwetsbare patiënten met een verhoogd risico op gastro-intestinale, renale of cardiovasculaire bijwerkingen, bv. bij ouderen. Pas het NSAID zo kort mogelijk toe. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie met) kortdurend gebruik van tramadol. Houd rekening met de bijwerkingen; de plaats van tramadol is beperkt. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie van een niet- opioïde pijnstiller met) kortdurend gebruik van een sterkwerkend opioïd. Kies een opioïd op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs.
Bij acute hevige nociceptieve pijn
(bv. in spoedeisende situaties): Geef kortdurend een sterkwerkend opioïd, bv. morfine of fentanyl.
Bij chronische niet-kanker-gerelateerde pijn
Probeer pijnstillers te vermijden. Bij chronische pijn zijn ze minder effectief, terwijl de kans op bijwerkingen toeneemt. Als toch een pijnstiller gewenst is, heeft paracetamol de voorkeur.
Bij chronische kanker-gerelateerde pijn
Combineer een sterkwerkend opioïd (kies op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs) al dan niet met ‘zo nodig’-gebruik van paracetamol en/of een oraal NSAID. Voeg een bij de patiënt en de situatie passende toedieningsvorm van een opioïd voor doorbraakpijn toe.
Combinatiepreparaten die paracetamol bevatten worden afgeraden. Redenen hiervoor zijn twijfel over het bestaan van een toegevoegde waarde, meer kans op bijwerkingen en het niet goed individueel instelbaar zijn van de dosis.
Indicaties
(5–10 mg codeïne)
- Volwassenen: pijn. Koorts bij griep en verkoudheid. Hoofdpijn. Kiespijn. Zenuwpijn. Spit.
- Kinderen > 12 j.: acute matige pijn die niet behandeld kan worden door bijvoorbeeld paracetamol of ibuprofen.
(20–60 mg codeïne)
- Volwassenen: Matige tot hevige pijn na falen van enkelvoudige therapie, bijvoorbeeld na een operatie of bij maligne aandoeningen.
- Kinderen > 12 j.: acute matige pijn die niet behandeld kan worden door bijvoorbeeld paracetamol of ibuprofen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- APC: Lichte tot matige pijn. Koorts;
- Excedrin: Hoofdpijn en migraine bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Pijn en koorts
Volwassenen
1 zetpil 500/10-40 4–6×/dag of 1 zetpil 1000/20-60 1–3×/dag, max. 4×/dag, gedurende max. 3 dagen toepassen.
Verminderde nierfunctie: GFR > 10 ml/min: geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: Bij een Child-Pughscore 5-6: vermijd codeïne; als dit niet mogelijk is, monitor dan op bijwerkingen. Bij een Child-Pughscore 7–15: vermijd codeïne.
Kinderen ≥ 12 jaar
1 zetpil 500/10 4–6×/dag, gedurende max. 3 dagen.
Doseringen
Pas zo kort mogelijk toe en in de laagste effectieve dosering, om bijwerkingen te beperken.
Lichte tot matige pijn, koorts
Volwassenen
1–2 APC tabletten per keer, max. 6 tabletten per dag. Het interval tussen de doses moet ten minste 4 uur zijn.
Kinderen van 7–11 jaar
½ APC tablet per keer, max. 2×/dag. Het interval tussen de doses moet ten minste 4 uur zijn;
Van 12 jaar en ouder
1 APC tablet per keer, max. drie- à viermaal per dag. Het interval tussen de doses moet ten minste 4 uur zijn.
Hoofdpijn
Volwassenen
1 Excedrin tablet, bij ernstige pijn 2 tabletten, zo nodig na 4–6 uur herhalen. Max. 6 tabletten per dag en maximaal 4 dagen gebruiken.
Migraine
Volwassenen
2 Excedrin tabletten bij symptomen, zo nodig na 4–6 uur herhalen. Max. 6 tabletten per dag en maximaal 3 dagen gebruiken.
APC-tabletten in een ruime hoeveelheid water uiteen laten vallen en goed roeren; water nadrinken. De APC-tablet kan verdeeld worden in gelijke doses. Excedrin innemen met een glas water.
Bijwerkingen
Zelden (0,01-0,1%): allergische reacties met name exantheem, koorts, depressie, verwarring, hallucinaties, tremor, hoofdpijn, visusstoornis, oedeem, bloedingen, buikpijn, diarree, misselijkheid, braken, leverfalen, acute hepatitis, geelzucht, stijging levertransaminasen, levernecrose, jeuk, huiduitslag, zweten, purpura, angio-oedeem, urticaria, duizeligheid, malaise, pyrexie, sedatie.
Zeer zelden (< 0,01%): agranulocytose, trombocytopenie, leukopenie, hemolytische anemie, pancytopenie, anafylactische shock, hypoglykemie, pancreatitis, steriele pyurie, ernstige nierfunctiestoornis, hematurie, anurie, overgevoeligheidsreactie.
Verder zijn gemeld: verslaving, verwardheid, sufheid, slaperigheid, opwinding, duizeligheid, angst, ademhalingsdepressie, misselijkheid, braken, obstipatie, ernstige huidreacties, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulosus, toxische epidermale necrolyse, dermatose, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, larynxoedeem, tubulaire necrose, nefropathie, interstitiële nefritis, meer kans op vallen. Leverbeschadiging (leverfalen, acute hepatitis) kan reeds optreden na doses van 6 g (bij kinderen > 140 mg/kg lichaamsgewicht), hogere doses veroorzaken irreversibele levernecrose. Ook is leverbeschadiging gerapporteerd na chronisch gebruik van 3–4 g.
Bijwerkingen
Vaak (1–10%): Duizeligheid, zenuwachtigheid, misselijkheid, buikpijn.
Soms (0,1–1%): Slapeloosheid, tremor, paresthesie, hoofdpijn, tinnitus, ritmestoornissen, versnelde hartslag. Diarree, braken, droge mond. Vermoeidheid.
Zelden (0,01–0,1%): Faryngitis, verminderde eetlust, oprispingen, flatulentie, dysfagie, orale paresthesieën, verhoogde speekselsecretie, dysgeusie. Angst, euforie, gespannenheid, aandachtsstoornissen, amnesie, coördinatiestoornissen, hyperesthesie, sinushoofdpijn, oogpijn, visussstoornis. Epistaxis, hypoventilatie, neusloop. Hyperhidrose, urticaria, jeuk. Musculoskeletale stijfheid, nekpijn, rugpijn, spierspasmen, asthenie, borstpijn.
Verder kunnen optreden: buikpijn, dyspepsie, gastritis. Bloedverlies in het maag-darmkanaal, maag-darmulcera, met (soms fatale) bloeding en perforatie optreden (vooral bij ouderen). Verlengde bloedingstijd. Rusteloosheid, slaperigheid, slapeloosheid, hartkloppingen, hypotensie, malaise. Tijdelijk gehoorverlies. Overgevoeligheidsreacties zoals exantheem, angio-oedeem, rinitis, bronchospasmen, dyspneu, anafylactische shock. Natrium- en waterretentie; oedeem, hypertensie en hartfalen zijn gemeld bij behandeling met NSAID's. Na langdurig gebruik van hoge doses paracetamol zijn nefropathieën (interstitiële nefritis, tubulaire necrose) gezien. Leverfalen, acute hepatitis, stijging van leverenzymwaarden. Leverbeschadiging kan optreden na doses van 6 g (bij kinderen > 140 mg/kg), hogere doses veroorzaken irreversibele levernecrose. Ook is leverbeschadiging gerapporteerd na chronisch gebruik van 3–4 g. Agranulocytose (na langdurig gebruik) en trombocytopenie, ecchymose, hemolytische anemie (bij G6PD-deficiëntie), exfoliatieve dermatitis, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulosus, toxische epidermale necrolyse en Stevens-Johnsonsyndroom.
Interacties
Alcohol en andere centraal dempende stoffen versterken het centrale effect van codeïne (sedatie, ademhalingsdepressie).
Combinatie met sedativa zoals benzodiazepinen, kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. Beperk het voorschrijven van dergelijke sedativa tot situaties waarin geen andere behandelmogelijkheid bestaat, doseer zo laag mogelijk en pas zo kort mogelijk toe. Volg de patiënt op tekenen van ademhalingsdepressie of sedatie.
Actieve kool en colestyramine kunnen de absorptie van paracetamol verminderen, domperidon en metoclopramide kunnen deze versnellen.
Isoniazide kan de werking paracetamol versterken en daarmee de toxische grens ervan verlagen.
Bij chronisch alcoholgebruik (en waarschijnlijk ook van barbituraten) kan reeds bij therapeutische doseringen hepatotoxiciteit optreden door versnelde en verhoogde vorming van toxische metabolieten.
Bij gelijktijdig chronisch gebruik van paracetamol en zidovudine komt neutropenie vaker voor, vermoedelijk door een verminderd metabolisme van zidovudine.
Paracetamol kan de plasmaspiegels van systemisch toegediend chlooramfenicol beïnvloeden.
Codeïne kan het effect van domperidon en metoclopramide tegenwerken.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van hoge dosering methotrexaat (≥ 15 mg/week) is gecontra-indiceerd.
In combinatie met anticoagulantia is er meer kans op bloedingen; gelijktijdig gebruik wordt ontraden.
Bij gelijktijdig gebruik van alcohol, SSRI's, trombocytenaggregatieremmers, vitamine K-antagonisten en corticosteroïden neemt de kans op gastro-intestinale complicaties toe (m.n. ouderen zijn hiervoor gevoelig).
Gelijktijdig gebruik met andere NSAID's, incl. COX-2-remmers, en paracetamol vermijden, om (pseudo)dubbelmedicatie te voorkomen.
De plasmaspiegel van methotrexaat, valproïnezuur en digoxine kan toenemen, waardoor toxische verschijnselen kunnen ontstaan.
De werking van bloedglucoseverlagende middelen kan worden versterkt.
Bij alcoholgebruik en bij gebruik van enzyminducerende middelen zoals rifampicine, barbituraten, tricyclische antidepressiva en sommige anti-epileptica kan al bij therapeutische doseringen hepatotoxiciteit optreden door versnelde en verhoogde vorming van toxische metabolieten.
NSAID's kunnen het effect van bloeddrukverlagende middelen en bij hartfalen het effect van lisdiuretica verminderen.
Bij een gestoorde nierfunctie, ouderen of uitgedroogde patiënten kan door de combinatie met een RAAS-remmer de nierfunctie verder achteruit gaan.
Bij gelijktijdig chronisch gebruik van paracetamol en zidovudine komt neutropenie vaker voor, vermoedelijk door een verminderd metabolisme van zidovudine.
Bij combinatie met flucloxacilline neemt de kans toe op metabole acidose met verhoogde aniongap (HAGMA), met name bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie, sepsis, ondervoeding en andere bronnen van glutathiondeficiëntie (bv. chronisch alcoholisme), en ook bij patiënten die maximale doses paracetamol gebruiken. Zorgvuldige controle, incl. meting van 5-oxoproline in de urine, wordt aanbevolen.
Actieve kool en colestyramine kunnen de absorptie van paracetamol verminderen.
Let op, mogelijke interactie met kruidengeneesmiddelen.
Zwangerschap
Paracetamol en codeïne passeren de placenta.
Teratogenese: Voor paracetamol: bij de mens en bij dieren geen eenduidige aanwijzingen voor schadelijkheid; onderzoeken spreken elkaar tegen. Epidemiologische studies over neurologische ontwikkelingsstoornissen bij kinderen die in de baarmoeder aan paracetamol zijn blootgesteld, laten geen eenduidig resultaat zien. Over het gebruik van opioïden tijdens het 1e en 2e trimester is weinig bekend. Codeïne wordt in verband gebracht met hartafwijkingen en spina bifida; of dit een causaal verband betreft, is niet vastgesteld.
Farmacologisch effect: toediening aan de moeder vlak voor de partus kan, met name bij prematuren, ademhalingsdepressie geven bij de neonaat. Gebruik van opioïden in het 3e trimester kan onthoudingsverschijnselen bij de baby veroorzaken (hard huilen, trillen, slecht drinken, slecht slapen en agitatie); de kans hierop neemt toe bij langer durend gebruik. Een mogelijk verband tussen opioïd-gebruik en vroeggeboortes of ADHD is niet vastgesteld.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, alleen bij klachten, in de laagst mogelijke effectieve dosering en zo kort mogelijk; codeïne in een dosering ≤ 20 mg per keer. Niet gebruiken vlak vóór (2–3 uur) en tijdens de partus.
Zwangerschap
Paracetamol en acetylsalicylzuur passeren de placenta.
Teratogenese: Epidemiologisch onderzoek suggereert dat gebruik van NSAID's in de vroege fase van de zwangerschap de kans op miskramen, cardiale malformaties en gastroschisis vermeerdert. In dierproeven is een verhoogd pre- en post-implantatieverlies, embryo-foetale letaliteit en een toegenomen incidentie van malformaties gezien. Acetylsalicylzuur kan overgaan in de foetale bloedsomloop en daar salicylaatintoxicatie veroorzaken. Voor paracetamol spreken onderzoeken elkaar tegen: er is in sommige studies een verband gelegd met meer kans op astma, cryptorchisme of andere nadelige uitkomsten voor het kind, maar deze resultaten zijn niet eenduidig. Ook epidemiologische studies over de neurologische ontwikkeling bij kinderen die in de baarmoeder aan paracetamol waren blootgesteld, laten geen eenduidig resultaat zien.
Farmacologisch effect: Bij gebruik van acetylsalicylzuur tijdens het 3e trimester zijn farmacologische effecten zoals verlengde zwangerschapsduur, weeënremming, bloedingen bij de moeder en de pasgeborene en bij de foetus voortijdige sluiting van de ductus arteriosus Botalli (vernauwing in het 2e trimester), pulmonale hypertensie, bloedstollingsstoornis met als gevolg bloeding, nierfunctiestoornissen of nierinsufficiëntie met oligohydramnie (vanaf week 20), verlaagd geboortegewicht en meer kans op perinatale sterfte mogelijk. Langdurige inname van grote hoeveelheden coffeïne kan een spontane abortus of vroeggeboorte uitlokken.
Advies: Tijdens de 1e helft van de zwangerschap niet gebruiken tenzij op strikte indicatie en dan alleen bij klachten en in zo laag mogelijke dosering voor een zo kort mogelijke duur (max. 1 week). Gecontra-indiceerd gedurende het 3e trimester van zwangerschap. Overweeg vanaf week 20 van de zwangerschap bij vrouwen die verschillende dagen worden blootgesteld aan acetylsalicylzuur, prenatale controle op oligohydramnion en vernauwing van de ductus arteriosus. Staak de behandeling als er oligohydramnion of vernauwing van de ductus arteriosus wordt vastgesteld.
Vruchtbaarheid: Het gebruik van een NSAID kan door een effect op de ovulatie de conceptiekans verkleinen en wordt ontraden bij vrouwen die zwanger willen worden. Dit effect is reversibel na staken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (paracetamol en codeïne).
Farmacologisch effect: Bij een verhoogde CYP2D6-activiteit bij de moeder neemt de omzetting van codeïne in morfine toe, met hogere concentraties in de moedermelk als gevolg. Als de moeder gedurende maximaal enkele dagen een opioïde gebruikt, is de kans klein dat dit effect heeft op het kind. De kans neemt toe bij hogere dosering en langer durend gebruik. Eventuele effecten zijn: ademhalingsdepressie, sufheid, meer slapen, slecht drinken, obstipatie, misselijkheid, braken, niet toenemen in gewicht.
Advies: gebruik is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Acetylsalicylzuur, coffeïne en paracetamol gaan over in de moedermelk.
Advies: Gebruik ontraden.
Contra-indicaties
- verminderde ademhalingsreserve (astma, emfyseem);
- intracraniële laesies;
- leverinsufficiëntie;
- ultra-rapid CYP2D6-metabolizers;
- tonsillectomie en/of adenoïdectomie bij patiënten < 18 j.;
- symptomatische behandeling van hoest en/of verkoudheid bij kinderen < 12 j. wegens het risico van ernstige en levensbedreigende bijwerkingen.
Contra-indicaties
- bij eerder gebruik maagklachten en maagpijn;
- ulcus pepticum en maag-darmbloedingen, zowel actief als in de anamnese;
- gastro-intestinale bloeding of perforatie als gevolg van gebruik van NSAID's;
- erosieve gastritis;
- cerebrovasculaire bloedingen;
- astma-aanval, bronchospasme, angio-oedeem, urticaria, acute rinitis of collaps na eerder gebruik van acetylsalicylzuur of andere NSAID's;
- ernstige nier- of leverinsufficiëntie; GFR< 30 ml/min/1,73 m²;
- hemorragische diathese;
- hypoprotrombinemie.
Zie ook de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Codeïne is gecontra-indiceerd bij kinderen < 12 j. voor de symptomatische behandeling van verkoudheid; codeïne is niet geschikt voor kinderen < 12 j. vanwege het risico van opioïdentoxiciteit. Codeïne wordt niet aanbevolen voor de symptomatische behandeling van verkoudheid bij kinderen > 12 j. met een (mogelijk) verminderde respiratoire functie.
Voorzichtigheid is geboden bij lever- en nierfunctiestoornissen, hemolytische anemie, alcoholmisbruik en chronisch alcoholgebruik, dehydratie en chronische ondervoeding. Langdurig of veelvuldig gebruik wordt ontraden. Gewenning en afhankelijkheid kunnen – hoewel zelden – optreden. Ter preventie van obstipatie bij chronisch gebruik een laxeermiddel overwegen. Bij CYP2D6-polymorfismen kan bij poor en intermediate metabolizers de plasmaconcentratie van de actieve metaboliet verlaagd zijn, bij toepassing bij pijn wordt een alternatief of monitoring aanbevolen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij maag-darmbloedingen in de anamnese, meer kans op gastro-intestinale complicaties, ouderen, astma, stollingsstoornissen, colitis ulcerosa, M Crohn, hypertensie, hartfalen, matige lever- en nierfunctiestoornissen (GFR > 30 ml/min/1,73 m², daaronder gecontra-indiceerd), chronisch alcoholgebruik, G6PD-deficiëntie of deficiëntie van glutathionperoxidase in erytrocyten, dehydratie en chronische ondervoeding. Bij optreden van maag-darmbloedingen of -ulceratie de behandeling onmiddellijk staken.
Bij ouderen komen bijwerkingen vaker voor, met name gastro-intestinale bloeding en perforatie, die fataal kunnen zijn.
Producten die acetylsalicylzuur bevatten mogen bij kinderen die symptomen vertonen van griep of waterpokken alleen op advies van de arts en slechts dan worden toegediend, wanneer andere maatregelen tekortschieten. Mocht er in het verloop van deze aandoeningen sprake zijn van langdurig overgeven, bewustzijnsverlaging of gedragsstoornissen, dan kan dit duiden op het syndroom van Reye.
Acetylsalicylzuur vermindert de samenklontering van bloedplaatjes en verlengt de bloedingstijd.
Niet gebruiken kort vóór of kort ná het trekken van tanden en kiezen. Tot 4-8 dagen na toediening bestaat een verhoogde bloedingsneiging.
Niet gebruiken kort vóór of kort ná alcoholgebruik.
Bij migraine niet gebruiken bij patiënten die braken bij > 20% van de migraine-aanvallen of die het bed moeten houden bij > 50% van de aanvallen.
Denk bij > 10 dagen per maand gebruik binnen 3 maanden aan geneesmiddelgeïnduceerde hoofdpijn; de behandeling staken.
De uitscheiding van urinezuur kan afnemen, wat bij daarvoor gevoelige personen een jichtaanval kan uitlokken.
Bij overdosering van paracetamol kan ernstige leverschade optreden.
Bij de eerste verschijnselen van huiduitslag, mucosale laesies of andere tekenen van overgevoeligheid, de toepassing staken.
Langdurig of veelvuldig gebruik wordt ontraden.
Hulpstoffen: ricinusolie in de tablet kan maagklachten en diarree geven.
Overdosering
Met name bij ouderen, kleine kinderen, bij leveraandoeningen, chronisch alcoholgebruik, chronische ondervoeding en bij gebruik van enzyminducerende middelen is er een risico van intoxicatie. Overdosering kan fataal zijn. Een dosis van 25 g paracetamol wordt als dodelijk beschouwd, de letale dosis codeïne wordt geschat op 0,5–1,0 g (7–14 mg/kg lichaamsgewicht).
Symptomen
Klinische verschijnselen van leverbeschadiging zijn gewoonlijk pas zichtbaar na twee dagen en zijn maximaal na 4–6 dagen. Vroege symptomen (< 48 uur) zijn anorexie, misselijkheid, braken, bleekheid en abdominale pijn. Bewusteloosheid treedt in het algemeen niet op. Leverbeschadiging (geelzucht, levernecrose) treedt op indien de paracetamoldosis de verwerkingscapaciteit overbelast. Een overdosis van 6 g of meer bij volwassenen of > 140–150 mg/kg lichaamsgewicht bij kinderen veroorzaakt hepatische cytolyse, resulterend in hepatocellulaire insufficiëntie, metabole acidose en encefalopathie, welke kunnen leiden tot coma en dood. Gelijktijdig zijn verhoogde spiegels van levertransaminasen, lactaatdehydrogenase en bilirubine waargenomen in combinatie met verlaagde protrombinespiegels (12–48 uur na toediening). Verder kunnen optreden: slaperigheid, roodkleuring van de huid, miosis, jeuk, ataxie, hoofdpijn, obstipatie, urineretentie en nierbeschadiging, ademhalingsdepressie tot apneu (zelfs na enige uren); in zeldzame gevallen pancreatitis.
Therapie
Onmiddellijke ziekenhuisopname, < 1 uur na inname maag spoelen gevolgd door geactiveerde kool en natriumsulfaat. Als antidotum vanaf een ingenomen hoeveelheid paracetamol van 150 mg/kg: N-acetylcysteïne (startdosis 150 mg/kg) i.v. of oraal toedienen (indien de gemeten paracetamolspiegel daartoe aanleiding geeft), bij voorkeur binnen 8–10 uur na inname van de overdosis; bij toediening van N-acetylcysteïne na 10 uur kan het effect afnemen en wordt een langerdurende behandeling gegeven. Antidotum tegen codeïne: naloxon. Bij inname van > 2 mg codeïne/kg vanwege kans op apneu enige uren intensivecare-bewaking.
Overdosering
Zie acetylsalicylzuur#overdosering en paracetamol#overdosering. Voor meer informatie, raadpleeg Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Paracetamol heeft analgetische en antipyretische werking. Codeïne is een opiumalkaloïd met naast analgetische tevens sedatieve, obstiperende en hoestprikkeldempende werking. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet, maar niet in zijn volle omvang. Voor de kinetische eigenschappen zie paracetamol#eigenschappen en codeine#eigenschappen.
Eigenschappen
Acetylsalicylzuur en paracetamol hebben analgetische en antipyretische werking; acetylsalicylzuur heeft in hoge dosering ook een antiflogistisch effect. Acetylsalicylzuur remt de trombocytenaggregatie. Coffeïne heeft een centraal stimulerende werking; het verhoogt het analgetische effect van paracetamol en acetylsalicylzuur en verkort de tijd tot het analgetische effect optreedt.
- Meer informatie:
- acetylsalicylzuur#eigenschappen
- paracetamol/coffeïne#eigenschappen
Groepsinformatie
paracetamol/codeïne hoort bij de groep aceetanilidederivaten.
- acetylsalicylzuur/paracetamol/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol (N02BE01) Vergelijk
- paracetamol/ascorbinezuur (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/coffeïne/ascorbinezuur (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/ibuprofen (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/propyfenazon/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/tramadol (N02AJ13) Vergelijk
Groepsinformatie
acetylsalicylzuur/paracetamol/coffeïne hoort bij de groep aceetanilidederivaten.
- paracetamol (N02BE01) Vergelijk
- paracetamol/ascorbinezuur (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/codeïne (N02AJ06) Vergelijk
- paracetamol/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/coffeïne/ascorbinezuur (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/ibuprofen (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/propyfenazon/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/tramadol (N02AJ13) Vergelijk