Samenstelling
Paracetamol/Codeïne Zetpillen FNA XGVS Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 250 mg, codeïnefosfaat 5 mg.
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 500 mg, codeïnefosfaat 10 mg.
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 500 mg, codeïnefosfaat 40 mg.
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 1000 mg, codeïnefosfaat 20 mg.
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 1000 mg, codeïnefosfaat 60 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Daro paracetamol vloeibaar voor kinderen XGVS OTC Remark Pharma
- Toedieningsvorm
- Stroop
- Sterkte
- 24 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
Panadol XGVS OTC Haleon Netherlands B.V.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld 'Gladde'
- Sterkte
- 500 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld 'Zapp'
- Sterkte
- 500 mg
- Toedieningsvorm
- Zetpil 'Junior' (voor kinderen)
- Sterkte
- 125 mg, 250 mg, 500 mg
Panadol Artrose XGVS GlaxoSmithKline Consumer Healthcare bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 1000 mg
Paracetalgin XGVS OTC Teva Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 500 mg
Paracetamol infusievloeistof XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 50 ml, 100 ml
Paracetamol capsule/tablet/zetpil/drank XGVS OTC Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Bruistablet
- Sterkte
- 1000 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet 'Caplet'
- Sterkte
- 500 mg
- Toedieningsvorm
- Capsule 'Liquidcaps'
- Sterkte
- 500 mg
- Toedieningsvorm
- Kauwtablet
- Sterkte
- 120 mg
- Toedieningsvorm
- Smelttablet
- Sterkte
- 250 mg, 500 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, Tablet, omhuld
- Sterkte
- 500 mg, 1000 mg
- Toedieningsvorm
- Zetpil
- Sterkte
- 60 mg, 120 mg, 240 mg, 500 mg, 1000 mg
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 24 mg/ml
Sinaspril Paracetamol XGVS OTC Cooper Consumer Health International
- Toedieningsvorm
- Kauwtablet
- Sterkte
- 120 mg
- Toedieningsvorm
- Stroop
- Sterkte
- 24 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
- Toedieningsvorm
- Zetpil
- Sterkte
- 120 mg, 240 mg
Witte Kruis paracetamol XGVS OTC Cooper Consumer Health International
- Toedieningsvorm
- Granulaat
- Sterkte
- 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Combinatiepreparaten die paracetamol bevatten worden afgeraden. Redenen hiervoor zijn twijfel over het bestaan van een toegevoegde waarde, meer kans op bijwerkingen en het niet goed individueel instelbaar zijn van de dosis.
Bij acute nociceptieve pijn
Paracetamol is in adequate dosering de pijnstiller van eerste keus. Begin bij lokale spier- of gewrichtspijn eventueel met een cutane NSAID, en combineer deze eventueel met paracetamol. Overweeg bij onvoldoende effect, d.w.z. als de patiënt te veel beperkingen in het dagelijks leven ervaart, (de combinatie met) een systemisch NSAID: diclofenac, ibuprofen of naproxen. Houd bij de keuze van het NSAID rekening met patiëntkenmerken en met de verschillen in bijwerkingenprofiel tussen de NSAID’s; zie NSAID's systemisch, Typerende bijwerkingen. Vermijd NSAID’s zo veel mogelijk bij kwetsbare patiënten met een verhoogd risico op gastro-intestinale, renale of cardiovasculaire bijwerkingen, bv. bij ouderen. Pas het NSAID zo kort mogelijk toe. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie met) kortdurend gebruik van tramadol. Houd rekening met de bijwerkingen; de plaats van tramadol is beperkt. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie van een niet- opioïde pijnstiller met) kortdurend gebruik van een sterkwerkend opioïd. Kies een opioïd op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs.
Bij acute hevige nociceptieve pijn
(bv. in spoedeisende situaties): Geef kortdurend een sterkwerkend opioïd, bv. morfine of fentanyl.
Bij chronische niet-kanker-gerelateerde pijn
Probeer pijnstillers te vermijden. Bij chronische pijn zijn ze minder effectief, terwijl de kans op bijwerkingen toeneemt. Als toch een pijnstiller gewenst is, heeft paracetamol de voorkeur.
Bij chronische kanker-gerelateerde pijn
Combineer een sterkwerkend opioïd (kies op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs) al dan niet met ‘zo nodig’-gebruik van paracetamol en/of een oraal NSAID. Voeg een bij de patiënt en de situatie passende toedieningsvorm van een opioïd voor doorbraakpijn toe.
Advies
Bij acute nociceptieve pijn
Paracetamol is in adequate dosering de pijnstiller van eerste keus. Begin bij lokale spier- of gewrichtspijn eventueel met een cutane NSAID, en combineer deze eventueel met paracetamol. Overweeg bij onvoldoende effect, d.w.z. als de patiënt te veel beperkingen in het dagelijks leven ervaart, (de combinatie met) een systemisch NSAID: diclofenac, ibuprofen of naproxen. Houd bij de keuze van het NSAID rekening met patiëntkenmerken en met de verschillen in bijwerkingenprofiel tussen de NSAID’s; zie NSAID's systemisch, Typerende bijwerkingen. Vermijd NSAID’s zo veel mogelijk bij kwetsbare patiënten met een verhoogd risico op gastro-intestinale, renale of cardiovasculaire bijwerkingen, bv. bij ouderen. Pas het NSAID zo kort mogelijk toe. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie met) kortdurend gebruik van tramadol. Houd rekening met de bijwerkingen; de plaats van tramadol is beperkt. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie van een niet-opioïde pijnstiller met) kortdurend gebruik van een sterkwerkend opioïd. Kies een opioïd op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs.
Bij acute hevige nociceptieve pijn
(bv. in spoedeisende situaties): Geef kortdurend een sterkwerkend opioïd, bv. morfine of fentanyl.
Bij chronische niet-kanker-gerelateerde pijn
Probeer pijnstillers te vermijden. Bij chronische pijn zijn ze minder effectief, terwijl de kans op bijwerkingen toeneemt. Als toch een pijnstiller gewenst is, heeft paracetamol de voorkeur.
Bij chronische kanker-gerelateerde pijn
Combineer een sterkwerkend opioïd (kies op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs) al dan niet met ‘zo nodig’-gebruik van paracetamol en/of een oraal NSAID. Voeg een bij de patiënt en de situatie passende toedieningsvorm van een opioïd voor doorbraakpijn toe.
Behandeling van artrose bestaat primair uit oefentherapie. Bij mensen met artrose van de knie en overgewicht is gewichtsreductie aan te bevelen. Medicamenteuze therapie begint met intermitterend gebruik van paracetamol en/of een cutane NSAID, waarbij de voorkeur afhangt van de lokatie van de artrose. Bij onvoldoende effect kan intermitterend een oraal NSAID worden toegepast (diclofenac, ibuprofen of naproxen). Incidenteel is een intra-articulaire injectie met een corticosteroïd mogelijk, als bovengenoemde middelen onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd zijn. Overweeg in de tweedelijnszorg, afhankelijk van het aangedane gewricht (zie behandelplan), (offlabel) toepassing van duloxetine, predniso(lo)n, intra-articulair hyaluronzuur of eventueel tramadol.
Bij dysmenorroe kan plaatselijke warmte de pijn verlichten; als geneesmiddel kan paracetamol of een NSAID (ibuprofen, naproxen, diclofenac) worden gebruikt. NSAID’s lijken effectiever door remming van de prostaglandineproductie en daarmee de uteruscontractie. Hormonale anticonceptie (sub-50 combinatiepil, hormoonspiraal) kan de pijn ook verlichten.
Offlabel: Bij acute faryngotonsillitis is bestrijding van de pijn met paracetamol, eerste keus. Antibiotica zijn zelden geïndiceerd. Bij ernstige faryngotonsillitis, bij immunodeficiëntie of op advies van de GGD kan gekozen worden voor een smalspectrum penicilline zoals feneticilline of fenoxymethylpenicilline. Bij een penicilline-overgevoeligheid is azitromycine gedurende drie dagen eerste keus. Bij een peritonsillair infiltraat of bij onvoldoende effect van een behandeling met smalspectrum penicillinen wordt gekozen voor amoxicilline/clavulaanzuur.
Bij de behandeling van migraineaanvallen gaat op grond van de bijwerkingen, de voorkeur uit naar paracetamol in voldoende hoge dosering. Tweede keus middelen met een vergelijkbare werkzaamheid maar meer bijwerkingen zijn NSAID's (ibuprofen, naproxen) en derde keus orale triptanen (sumatriptan, rizatriptan, zolmitriptan). Bij misselijkheid en braken kan zo nodig tegelijk met de pijnstiller een anti-emeticum (domperidon, metoclopramide) worden ingenomen. Bij twee of meer aanvallen per maand is profylaxe te overwegen.
Bij kinderen is voor de aanvalsbehandeling van migraine paracetamol– eventueel met een anti-emeticum –, eerste keus. Een NSAID (ibuprofen) is tweede keus. Triptanen zijn derde keus. Binnen de groep triptanen gaat de voorkeur uit naar sumatriptan neusspray op grond van bewezen werkzaamheid.
Bij spanningshoofdpijn kan zowel verandering van leefstijl als relaxatie-training effect hebben. Treedt spanningshoofdpijn op, dan kan kortdurend paracetamol of bij onvoldoende effect hiervan een NSAID gebruikt worden. Bij chronische spanningshoofdpijn is terughoudendheid geboden met gebruik van analgetica in verband met medicatieovergebruikshoofdpijn. Profylaxe met amitriptyline is een mogelijke alternatieve behandeling.
Bij prikkelbaredarmsyndroom (PDS) waarbij pijnklachten op de voorgrond staan, kunnen paracetamol en pepermuntolie worden overwogen.
Indicaties
(5–10 mg codeïne)
- Volwassenen: pijn. Koorts bij griep en verkoudheid. Hoofdpijn. Kiespijn. Zenuwpijn. Spit.
- Kinderen > 12 j.: acute matige pijn die niet behandeld kan worden door bijvoorbeeld paracetamol of ibuprofen.
(20–60 mg codeïne)
- Volwassenen: Matige tot hevige pijn na falen van enkelvoudige therapie, bijvoorbeeld na een operatie of bij maligne aandoeningen.
- Kinderen > 12 j.: acute matige pijn die niet behandeld kan worden door bijvoorbeeld paracetamol of ibuprofen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Koorts en pijn bij griep, verkoudheid, en na vaccinatie;
- Hoofdpijn, kiespijn, zenuwpijn, spit, spierpijn en menstruatiepijn;
- Tabletten 1000 mg: Lichte tot matige pijn bij artrose van heup of artrose van knie;
- Infusievloeistof: bij kortdurende behandeling van matige pijn, met name na operaties en bij koorts indien intraveneuze toediening noodzakelijk is en/of andere toedieningswegen niet mogelijk zijn;
- Offlabel: migraine-aanval;
- Offlabel: acute faryngotonsillitis.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Pijn en koorts
Volwassenen
1 zetpil 500/10-40 4–6×/dag of 1 zetpil 1000/20-60 1–3×/dag, max. 4×/dag, gedurende max. 3 dagen toepassen.
Verminderde nierfunctie: GFR > 10 ml/min: geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: Bij een Child-Pughscore 5-6: vermijd codeïne; als dit niet mogelijk is, monitor dan op bijwerkingen. Bij een Child-Pughscore 7–15: vermijd codeïne.
Kinderen ≥ 12 jaar
1 zetpil 500/10 4–6×/dag, gedurende max. 3 dagen.
Doseringen
Pijn en koorts
Volwassenen
Oraal: 500–1000 mg per keer, zo nodig respectievelijk elke 4 of 6 uur, met inachtneming van het dagelijkse maximum (zie Let op). Voor de drank/stroop: 20–40 ml per keer, maximaal 125 ml per dag;
Rectaal: 500–1000 mg per keer.
Let op! Maximaal 4 g per dag oraal/rectaal voor volwassenen incl. (vitale) ouderen; bij chronisch gebruik max. 2,5 g per dag; bij lichaamsgewicht < 50 kg, chronisch alcoholgebruik, chronische ondervoeding, dehydratie, leverinsufficiëntie of Gilbert-syndroom: max. 60 mg/kg/dag of 2 g per dag.
Intraveneus: lichaamsgewicht > 50 kg zonder risicofactoren voor hepatotoxiciteit: 1000 mg per keer tot max. 4×/dag met een interval van ten minste 4 uur; max. 4 g per dag. Lichaamsgewicht > 50 kg met risicofactoren (leverinsufficiëntie, chronisch alcoholgebruik, chronische ondervoeding of dehydratie) max. 3 g per dag. Lichaamsgewicht 33–50 kg: 15 mg/kg per keer, max. 3 g per dag.
Kinderen
Oraal: Bij milde tot matige pijn en/of koorts: volgens het Kinderformularium van het NKFK bij een leeftijd van 1 maand–18 jaar: 10–15 mg/kg lichaamsgewicht per keer, zo nodig 4×/dag, max. 60 mg/kg/dag en max. 4 g/dag. Bij acute/ernstige pijn, of postoperatief volgens het NKFK bij een leeftijd van 1–6 maanden: 60 mg/kg/dag in 4 doses, maximaal 2–3 dagen, daarna zo nodig 10 mg/kg/keer, max. 40 mg/kg/dag. Bij een leeftijd van 6 maanden–18 jaar: 90 mg/kg/dag in 4 doses, max. 4 g/dag en 1 g/ dosis, maximaal 2–3 dagen. Daarna de (laagst mogelijke effectieve) dosering voor milde tot matige pijn volgen. Bij chronische pijn: volgens het NKFK bij een leeftijd 1 maand–18 jaar: 60 mg/kg/dag in 3–4 doses, max. 1 g/keer en max. 3 g/dag. Voor prematuren en neonaten raadpleeg het Kinderformularium van het NKFK: monografie paracetamol. Doseringen voor een toedieningsfrequentie van 6× per dag worden vermeld door fabrikanten. Onderstaande doseringen zijn een suggestie voor in het algemeen:
• Voor kinderen van 3–12 maanden (5,5–10 kg lichaamsgewicht): 60 mg of 2,5 ml stroop 4(–6)×/dag;
• van 1–2 jaar (10–12,5 kg): 120 mg of 5 ml stroop 4(–6)×/dag;
• van 2–4 jaar (12,5–17 kg): 120–180 mg of 5–7,5 ml stroop 4(–6)×/dag;
• van 4–6 jaar (17–22 kg): 180 mg of 7,5 ml stroop 4(–6)×/dag;
• van 6–9 jaar (22–30 kg): 240–250 mg of 10 ml stroop 4(–6)×/dag;
• van 9–12 jaar (30–40 kg): 360–375 mg of 15 ml stroop 4(–6)×/dag òf 3–4×/dag 500 mg;
• van 12–15 jaar ( < 50 kg): 500 mg of 20 ml (= 480 mg) stroop of drank per keer, zo nodig elke 4 - 6 uur, met inachtneming van een maximum van 2 g/dag;
• van 12- 15 jaar ( > 50 kg): 500-1000 mg per keer, zo nodig elke 4 - 6 uur, met inachtneming van een maximum van 3 g/dag.
Rectaal: Bij milde tot matige pijn of koorts volgens het NKFK bij kinderen van 1 maand en ≥ 3 kg – 18 jaar: 10–20 mg/kg/dosis, zo nodig 3–4 keer/dag, met een max. van 60 mg/kg/dag en max. 4 g/dag. Bij acute/ernstige pijn, of post-operatief volgens het NKFK bij kinderen van 1 maand–18 jaar: begin met 40 mg/kg eenmalig, max. 1 g eenmalig; onderhouds-dosering 90 mg/kg/dag in 3–4 doses, max. 1 g/ keer en 4 g/dag, gedurende max. 2–3 dagen. Daarna de (laagst mogelijke effectieve) dosering voor milde tot matige pijn volgen. Bij chronische pijn volgens het NKFK bij kinderen van 1 maand–18 jaar: 60 mg/kg/dag in 3–4 doses, max. 1 g/keer en 3 g/dag. Voor prematuren en neonaten: raadpleeg het Kinderformularium van het NKFK: monografie paracetamol . Het toedieningsinterval moet bij zetpillen minstens 6 uur zijn. Onderstaande doseringen zijn een suggestie.
• Voor kinderen van 3–12 maanden bij lichaamsgewicht 3–5,5 kg: 60 mg max. 2–3×/dag; 5,5–10 kg: 120–125 mg max. 2–3×/dag;
• van 1–2 jaar bij lichaamsgewicht 10–12,5 kg: 240–250 mg max. 2–3×/dag;
• van 2–4 jaar bij lichaamsgewicht 12,5–17 kg: 240–250 mg max. 3×/dag;
• van 4–6 jaar bij lichaamsgewicht 17–22 kg: 240–250 mg max. 4×/dag;
• van 6–9 jaar bij lichaamsgewicht 22–30 kg: 500 mg max. 2–3×/dag;
• van 9–12 jaar bij lichaamsgewicht 30–40 kg: 500 mg max. 3×/dag;
• van 12–15 jaar bij lichaamsgewicht 40–55 kg: 500 mg max. 4×/dag òf max. 2–3×/dag 1000 mg.
Intraveneus: tot max. 4×/dag toedienen, met een interval van ten minste 4 uur. Bij ernstige pijn, of post-operatief volgens het NKFK: 1 maand–18 jaar, startdosering: 20 mg/kg eenmalig, max. 1 g eenmalig. Onderhoudsdosering: 60 mg/kg/dag in 4 doses, max. 1 gram/keer en max. 4 gram/dag. Toedienen als i.v.-infuus in 15 minuten; minimaal 4 uur tussen de toedieningen, max. 4 toedieningen/dag.
• Kinderen met een lichaamsgewicht ≤ 10 kg: 7,5 mg/kg lichaamsgewicht (0,75 ml/kg van de 10 mg/ml oplossing) per keer; max. 30 mg/kg/dag. Maximaal volume per toediening is 7,5 ml van de infusievloeistof 10 mg/ml. Voor prematuren en neonaten: raadpleeg ook het Kinderformularium van het NKFK: monografie paracetamol .
• Kinderen met lichaamsgewicht 10–33 kg (> ca. 1 jaar): 15 mg/kg lichaamsgewicht (1,5 ml/kg van de 10 mg/ml oplossing) per keer; max. 60 mg/kg en max. 2 g/dag. Maximaal volume per toediening is 49,5 ml van de infusievloeistof 10 mg/ml.
• Kinderen met lichaamsgewicht 33–50 kg: 15 mg/kg lichaamsgewicht (= 1,5 ml/kg van de 10 mg/ml oplossing) per keer; max. 60 mg/kg/dag en max. 3 g/dag. Maximaal volume per toediening is 75 ml van de infusievloeistof 10 mg/ml.
Offlabel-indicatie: Migraine-aanval
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Hoofdpijn (2021): 1000 mg per keer oraal, of rectaal bij hevige misselijkheid en/of braken. Bij incidenteel gebruik maximaal 4000 mg paracetamol per dag, oraal of rectaal. Bij misselijkheid en/of braken eventueel combineren met metoclopramide (max. 5 dagen) of domperidon (max. 7 dagen).
Algemeen
- Pas de laagst mogelijke dosering toe die effectief is.
- De lagere toedieningsfrequentie bij kinderen is bedoeld voor kinderen in de ondergrens van de betreffende leeftijdscategorie. Regelmatige toediening, óók gedurende de nacht, beperkt de pijn- en koortspieken. Bij kinderen tot 4 jaar wordt toediening langer dan 2 dagen ontraden. Heroverweeg bij oudere kinderen de behandeling als de pijn langer dan 5 dagen of de koorts langer dan 3 dagen aanhoudt.
Bij ernstig verminderde nierfunctie: verlaag de toedieningsfrequentie: houd bij creatinineklaring 10–50 ml/min een interval van ten minste 6 uur aan, bij creatinineklaring < 10 ml/min ten minste 8 uur. Vermijd toedieningsvormen met 1000 mg.
Bij licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore < 9) of Gilbert-syndroom: max. 60 mg/kg/dag of 2 g per dag.
Toediening
- Oraal: De tablet 'Zapp' zonder stukbijten en met een ruime hoeveelheid water innemen. De orodispergeerbare of smelttablet opzuigen zonder te kauwen. De kauwtabletten kauwen of fijngemaakt met vloeistof innemen. De overige tabletten heel doorslikken met ruim water of in een ruime hoeveelheid water uiteen laten vallen en goed roeren. De bruistablet moet volledig zijn opgelost voordat de vloeistof wordt opgedronken. De 1000 mg tabletten kunnen worden gehalveerd. Alleen als de fabrikant dit vermeldt, kan een tablet in gelijke doses gedeeld worden; in de overige gevallen dient de deelstreep uitsluitend om inname te vergemakkelijken. Gebruik bij de stroop de bijgesloten maatbeker. Het granulaat kan zonder water of andere vloeistof worden ingenomen; leeg de inhoud van het zakje op de tong, slik door, neem eventueel het restant in met water. Inname van paracetamol met voedsel of drank heeft geen invloed op de werkzaamheid.
- Rectaal: Zetpil met de punt naar voren inbrengen. Zetpil vooraf bevochtigen (met water) vergemakkelijkt het inbrengen.
- Intraveneus: De infusievloeistof toedienen via een 15 min durende i.v.-infusie; maximaal 1:10 verdunnen met 0,9% NaCl of 5% glucose oplossing, of met een combinatie van beide oplossingen. Bij kinderen met een lichaamsgewicht ≤ 10 kg de glazen infusieflacon niet ophangen als een infuus, maar de toe te dienen dosis uit de flacon extraheren (met 5 of 10 ml spuit) en maximaal 1:10 verdunnen met 0,9% NaCl of 5% glucose oplossing, of met een combinatie van beide oplossingen. Voorkom verwarring tussen mg en ml door beide te noteren. De 100 ml-verpakking is voor patiënten met een lichaamsgewicht > 33 kg, de 50 ml-verpakking voor patiënten met een lichaamsgewicht < 33 kg.
Bijwerkingen
Zelden (0,01-0,1%): allergische reacties met name exantheem, koorts, depressie, verwarring, hallucinaties, tremor, hoofdpijn, visusstoornis, oedeem, bloedingen, buikpijn, diarree, misselijkheid, braken, leverfalen, acute hepatitis, geelzucht, stijging levertransaminasen, levernecrose, jeuk, huiduitslag, zweten, purpura, angio-oedeem, urticaria, duizeligheid, malaise, pyrexie, sedatie.
Zeer zelden (< 0,01%): agranulocytose, trombocytopenie, leukopenie, hemolytische anemie, pancytopenie, anafylactische shock, hypoglykemie, pancreatitis, steriele pyurie, ernstige nierfunctiestoornis, hematurie, anurie, overgevoeligheidsreactie.
Verder zijn gemeld: verslaving, verwardheid, sufheid, slaperigheid, opwinding, duizeligheid, angst, ademhalingsdepressie, misselijkheid, braken, obstipatie, ernstige huidreacties, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulosus, toxische epidermale necrolyse, dermatose, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, larynxoedeem, tubulaire necrose, nefropathie, interstitiële nefritis, meer kans op vallen. Leverbeschadiging (leverfalen, acute hepatitis) kan reeds optreden na doses van 6 g (bij kinderen > 140 mg/kg lichaamsgewicht), hogere doses veroorzaken irreversibele levernecrose. Ook is leverbeschadiging gerapporteerd na chronisch gebruik van 3–4 g.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10 %): injectie: reacties op de toedieningsplaats (pijn, branderig gevoel).
Zelden (0,01-0,1%): (maag-darm)bloedingen, buikpijn, diarree, misselijkheid en braken. Sedatie, depressie, verwardheid, hallucinaties, hoofdpijn, visusstoornissen, (draai)duizeligheid. Afwijkingen in het bloedbeeld zoals agranulocytose (na langdurig gebruik), trombocytopenie, (trombocytopenische) purpura, leukopenie, neutropenie en hemolytische anemie. Malaise, koorts. Tremor. Hypotensie, oedeem. Jeuk, huiduitslag, urticaria. Stijging van leverenzymwaarden, afwijkende leverfunctie, leverfalen, levernecrose, geelzucht.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsreacties zoals angio-oedeem, moeilijke ademhaling, zweten, misselijkheid, shock en anafylaxie, bronchospasmen, analgetische astma, exantheem. Hypoglykemie. Pancytopenie. Tachycardie. Renale bijwerkingen zoals troebele urine (steriele pyurie), hematurie, anurese, nierfunctiestoornis; na langdurig gebruik van hoge doses zijn nefropathieën zoals interstitiële nefritis en tubulaire necrose waargenomen. Hepatotoxiciteit; leverbeschadiging (leverfalen, acute hepatitis) kan al optreden na doses van 6 g (bij kinderen > 140 mg/kg lichaamsgewicht), hogere doses veroorzaken irreversibele levernecrose. Ook is leverbeschadiging gerapporteerd na chronisch gebruik van 3–4 g per dag.
Verder zijn gemeld: acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN) en geneesmiddel geïnduceerde dermatose. Opvliegers. De zoetstof maltitol kan diarree veroorzaken. Zetpil: lokale irritatie.
Interacties
Alcohol en andere centraal dempende stoffen versterken het centrale effect van codeïne (sedatie, ademhalingsdepressie).
Combinatie met sedativa zoals benzodiazepinen, kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. Beperk het voorschrijven van dergelijke sedativa tot situaties waarin geen andere behandelmogelijkheid bestaat, doseer zo laag mogelijk en pas zo kort mogelijk toe. Volg de patiënt op tekenen van ademhalingsdepressie of sedatie.
Actieve kool en colestyramine kunnen de absorptie van paracetamol verminderen, domperidon en metoclopramide kunnen deze versnellen.
Isoniazide kan de werking paracetamol versterken en daarmee de toxische grens ervan verlagen.
Bij chronisch alcoholgebruik (en waarschijnlijk ook van barbituraten) kan reeds bij therapeutische doseringen hepatotoxiciteit optreden door versnelde en verhoogde vorming van toxische metabolieten.
Bij gelijktijdig chronisch gebruik van paracetamol en zidovudine komt neutropenie vaker voor, vermoedelijk door een verminderd metabolisme van zidovudine.
Paracetamol kan de plasmaspiegels van systemisch toegediend chlooramfenicol beïnvloeden.
Codeïne kan het effect van domperidon en metoclopramide tegenwerken.
Interacties
Paracetamol wordt gemetaboliseerd in de lever, door de conjugatie enzymen UGT1A1, SULT1A1 en NAT; in beperkte mate (ca. 5%) ook door CYP2E1 en CYP2D6. Interacties kunnen optreden met middelen die dezelfde metabole route volgen, of die route remmen of induceren. Bij chronisch alcoholgebruik en bij gebruik van enzyminducerende middelen zoals rifampicine, barbituraten, tricyclische antidepressiva, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, primidon en sint-janskruid kan al bij therapeutische doseringen hepatotoxiciteit optreden door toegenomen en versnelde vorming van toxische metabolieten.
Niet combineren met (andere) zelfzorgmiddelen (bv. middelen bij griep en verkoudheid) die paracetamol bevatten, om overdosering te voorkomen.
Isoniazide verhindert het metabolisme van paracetamol in de lever, waardoor de klaring hiervan afneemt. Gelijktijdig gebruik van isoniazide levert bij sommige patiënten dan ook eerder hepatotoxiciteit op.
Bij langdurig gebruik (> 4 dagen) kan de werking van vitamine K-antagonisten worden versterkt; controleer vaker de INR-waarden, tot 1 week na staken van paracetamol.
Paracetamol kan de halfwaardetijd van chlooramfenicol verlengen.
Bij gelijktijdig chronisch gebruik van paracetamol en zidovudine komt neutropenie vaker voor, vermoedelijk door een verminderd metabolisme van zidovudine door een competitieve verhindering van conjugatie.
Actieve kool en colestyramine kunnen de absorptie van paracetamol verminderen; metoclopramide en domperidon kunnen de absorptie versnellen. Colestyramine > 1 uur na paracetamol innemen.
Combinatie met orale anticonceptiva (OAC) kan de eliminatie van paracetamol versnellen.
Bij combinatie met flucloxacilline neemt de kans toe op metabole acidose met verhoogde aniongap (HAGMA), met name bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie, sepsis, ondervoeding en andere bronnen van glutathiondeficiëntie (bv. chronisch alcoholisme), en ook bij patiënten die maximale doses paracetamol gebruiken. Zorgvuldige controle, incl. meting van 5-oxoproline in de urine, wordt aanbevolen.
Verlaag bij gelijktijdige behandeling met probenecide de dosis paracetamol. De klaring van paracetamol neemt met circa 50% af, doordat probenecide de conjugatie van paracetamol met glucuronzuur verhindert.
Zwangerschap
Paracetamol en codeïne passeren de placenta.
Teratogenese: Voor paracetamol: bij de mens en bij dieren geen eenduidige aanwijzingen voor schadelijkheid; onderzoeken spreken elkaar tegen. Epidemiologische studies over neurologische ontwikkelingsstoornissen bij kinderen die in de baarmoeder aan paracetamol zijn blootgesteld, laten geen eenduidig resultaat zien. Over het gebruik van opioïden tijdens het 1e en 2e trimester is weinig bekend. Codeïne wordt in verband gebracht met hartafwijkingen en spina bifida; of dit een causaal verband betreft, is niet vastgesteld.
Farmacologisch effect: toediening aan de moeder vlak voor de partus kan, met name bij prematuren, ademhalingsdepressie geven bij de neonaat. Gebruik van opioïden in het 3e trimester kan onthoudingsverschijnselen bij de baby veroorzaken (hard huilen, trillen, slecht drinken, slecht slapen en agitatie); de kans hierop neemt toe bij langer durend gebruik. Een mogelijk verband tussen opioïd-gebruik en vroeggeboortes of ADHD is niet vastgesteld.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, alleen bij klachten, in de laagst mogelijke effectieve dosering en zo kort mogelijk; codeïne in een dosering ≤ 20 mg per keer. Niet gebruiken vlak vóór (2–3 uur) en tijdens de partus.
Zwangerschap
Paracetamol passeert de placenta.
Teratogenese: Dierstudies laten geen teratogene effecten zien. Onderzoeken bij mensen spreken elkaar tegen. Epidemiologische studies naar de neurologische ontwikkelingsstoornissen bij kinderen die in de baarmoeder aan paracetamol waren blootgesteld, laten geen eenduidig resultaat zien. Ook resultaten van studies naar een mogelijk verband met meer kans op astma, cryptorchisme of andere nadelige uitkomsten voor het kind zijn niet eenduidig. (Zie voor meer informatie de link naar Lareb hieronder).
Farmacologische effecten: Bij oraal gebruik van paracetamol tijdens de zwangerschap zijn geen schadelijke effecten op de zwangerschap of op de gezondheid van de foetus of pasgeborene aangetoond. Er is relatief weinig ervaring met intraveneuze toediening.
Advies: Kan overeenkomstig het voorschrift worden gebruikt, maar alleen bij klachten, en in de laagste effectieve dosering en zo kort mogelijk.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (paracetamol en codeïne).
Farmacologisch effect: Bij een verhoogde CYP2D6-activiteit bij de moeder neemt de omzetting van codeïne in morfine toe, met hogere concentraties in de moedermelk als gevolg. Als de moeder gedurende maximaal enkele dagen een opioïde gebruikt, is de kans klein dat dit effect heeft op het kind. De kans neemt toe bij hogere dosering en langer durend gebruik. Eventuele effecten zijn: ademhalingsdepressie, sufheid, meer slapen, slecht drinken, obstipatie, misselijkheid, braken, niet toenemen in gewicht.
Advies: gebruik is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate.
Farmacologisch effect: Bij therapeutische doses is er geen schadelijke invloed op het kind gevonden.
Advies: Kan volgens het voorschrift kortdurend worden gebruikt.
Contra-indicaties
- verminderde ademhalingsreserve (astma, emfyseem);
- intracraniële laesies;
- leverinsufficiëntie;
- ultra-rapid CYP2D6-metabolizers;
- tonsillectomie en/of adenoïdectomie bij patiënten < 18 j.;
- symptomatische behandeling van hoest en/of verkoudheid bij kinderen < 12 j. wegens het risico van ernstige en levensbedreigende bijwerkingen.
Contra-indicaties
- ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore > 9).
Waarschuwingen en voorzorgen
Codeïne is gecontra-indiceerd bij kinderen < 12 j. voor de symptomatische behandeling van verkoudheid; codeïne is niet geschikt voor kinderen < 12 j. vanwege het risico van opioïdentoxiciteit. Codeïne wordt niet aanbevolen voor de symptomatische behandeling van verkoudheid bij kinderen > 12 j. met een (mogelijk) verminderde respiratoire functie.
Voorzichtigheid is geboden bij lever- en nierfunctiestoornissen, hemolytische anemie, alcoholmisbruik en chronisch alcoholgebruik, dehydratie en chronische ondervoeding. Langdurig of veelvuldig gebruik wordt ontraden. Gewenning en afhankelijkheid kunnen – hoewel zelden – optreden. Ter preventie van obstipatie bij chronisch gebruik een laxeermiddel overwegen. Bij CYP2D6-polymorfismen kan bij poor en intermediate metabolizers de plasmaconcentratie van de actieve metaboliet verlaagd zijn, bij toepassing bij pijn wordt een alternatief of monitoring aanbevolen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig (zie ook rubriek Dosering) bij nierinsufficiëntie (creatinineklaring ≤ 50 ml/min), leverinsufficiëntie, acute hepatitis, glucose-6-fosfaatdehydrogenase-deficiëntie, hemolytische anemie, verminderde leverenzymactiviteit, syndroom van Gilbert (familiaire non-hemolytische hepatitis), chronisch alcoholgebruik, dehydratie en chronische ondervoeding (lage reserves van hepatisch glutathion), gebruik van totale parenterale voeding (TPV). Bij glutathiondepletie zoals bij sepsis, ondervoeding, alcoholmisbruik, nier- en leverfunctiestoornis neemt de kans op leverfalen en/of metabole acidose toe. Bij chronisch alcoholisme, tijdens de behandeling geen alcohol gebruiken.
Hogere doseringen dan aanbevolen brengen het risico van zeer ernstige leverbeschadiging met zich mee. 6 gram kan al leverbeschadiging geven, na chronisch gebruik is bij 3–4 gram per dag al leverschade gemeld. Klinische klachten en symptomen van leverbeschadiging (incl. cholestatische, cytolytische (= hepatocellulaire) of fulminante hepatitis, leverfalen) worden doorgaans pas na 2 dagen (max. 4–6 dagen) na toediening waargenomen.
Paracetamol kan ernstige huidreacties veroorzaken; staak het gebruik bij de eerste tekenen van huiduitslag of andere overgevoeligheid.
Langdurig of veelvuldig gebruik wordt ontraden. Bij aanhoudende pijn (> 5 dagen), hoge of aanhoudende koorts (> 3 dagen) of verschijnselen van een secundaire infectie de behandeling heroverwegen. Bij gebruik langer dan 3 maanden kan geneesmiddelafhankelijke hoofdpijn ontstaan, staak dan de behandeling. Zodra mogelijk overgaan van intraveneuze naar orale behandeling.
Bij astmatische patiënten die overgevoelig zijn voor acetylsalicylzuur zijn lichte bronchospasmen gemeld als kruisreactie.
Bij homozygote patiënten met fenylketonurie moet bij gebruik van de kauwtablet 120 mg de hoeveelheid fenylalanine worden doorberekend in het voedingsvoorschrift.
Neonaten (leeftijd ≤ 1 maand): paracetamol drank bevat hulpstoffen die voor neonaten niet geschikt zijn. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: Sinaspril stroop is niet geschikt voor neonaten vanwege de aanwezigheid van propyleenglycol. Gebruik van Daro stroop bij neonaten die doseringen hoger dan 48 mg/kg/dag nodig hebben, leidt tot een overschrijding van de veilige marges propyleenglycol. Sanias drank is niet geschikt voor neonaten vanwege de aanwezigheid van benzylalcohol en propyleenglycol. Andere toedieningsvormen hebben bij neonaten de voorkeur; de toepassing van Daro stroop en Sanias drank is veilig voor kinderen > 1 maand. Een enkele dosis Sinaspril stroop is veilig bij kinderen van 1 maand tot 5 jaar.
Gegevens over werkzaamheid en veiligheid bij prematuren ontbreken.
Hulpstoffen:
- Aspartaam in kauw- of smelttabletten of in granulaat kan schadelijk zijn voor mensen met fenylketonurie. Aspartaam is een bron van fenylalanine; bij fenylketonurie kan het lichaam dit niet goed omzetten, wat leidt tot ophoping.
- Benzylalcohol in sommige dranken: bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen < 4 weken vanwege ernstige bijwerkingen, zoals ‘gasping’-syndroom. Niet langer dan één week gebruiken bij kinderen jonger dan 3 jaar, vanwege stapeling. Benzylalcohol in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
- Ethanol: wees voorzichtig met ethanol in de stroop bij jonge kinderen.
- Maltitol in de stroop Daro kan een mild laxerend effect hebben.
- Natrium: houd rekening met het hoge natriumgehalte in Panadol Zapp en bruistabletten bij een natriumarm dieet.
- Pinda of soja: sojalecithine in liquid caps Sanias is gecontra-indiceerd bij bekende overgevoeligheid.
- Propyleenglycol: wees voorzichtig met propyleenglycol in de stroop bij kinderen < 5 jaar.
- Sorbitol in bruistabletten kan de biologische beschikbaarheid van andere geneesmiddelen beïnvloeden. Sorbitol in de stroop kan maag-darmklachten veroorzaken en een lichte laxerende werking hebben.
- Sucrose: wees voorzichtig met de stroop bij diabetes mellitus vanwege het suikergehalte.
Overdosering
Met name bij ouderen, kleine kinderen, bij leveraandoeningen, chronisch alcoholgebruik, chronische ondervoeding en bij gebruik van enzyminducerende middelen is er een risico van intoxicatie. Overdosering kan fataal zijn. Een dosis van 25 g paracetamol wordt als dodelijk beschouwd, de letale dosis codeïne wordt geschat op 0,5–1,0 g (7–14 mg/kg lichaamsgewicht).
Symptomen
Klinische verschijnselen van leverbeschadiging zijn gewoonlijk pas zichtbaar na twee dagen en zijn maximaal na 4–6 dagen. Vroege symptomen (< 48 uur) zijn anorexie, misselijkheid, braken, bleekheid en abdominale pijn. Bewusteloosheid treedt in het algemeen niet op. Leverbeschadiging (geelzucht, levernecrose) treedt op indien de paracetamoldosis de verwerkingscapaciteit overbelast. Een overdosis van 6 g of meer bij volwassenen of > 140–150 mg/kg lichaamsgewicht bij kinderen veroorzaakt hepatische cytolyse, resulterend in hepatocellulaire insufficiëntie, metabole acidose en encefalopathie, welke kunnen leiden tot coma en dood. Gelijktijdig zijn verhoogde spiegels van levertransaminasen, lactaatdehydrogenase en bilirubine waargenomen in combinatie met verlaagde protrombinespiegels (12–48 uur na toediening). Verder kunnen optreden: slaperigheid, roodkleuring van de huid, miosis, jeuk, ataxie, hoofdpijn, obstipatie, urineretentie en nierbeschadiging, ademhalingsdepressie tot apneu (zelfs na enige uren); in zeldzame gevallen pancreatitis.
Therapie
Onmiddellijke ziekenhuisopname, < 1 uur na inname maag spoelen gevolgd door geactiveerde kool en natriumsulfaat. Als antidotum vanaf een ingenomen hoeveelheid paracetamol van 150 mg/kg: N-acetylcysteïne (startdosis 150 mg/kg) i.v. of oraal toedienen (indien de gemeten paracetamolspiegel daartoe aanleiding geeft), bij voorkeur binnen 8–10 uur na inname van de overdosis; bij toediening van N-acetylcysteïne na 10 uur kan het effect afnemen en wordt een langerdurende behandeling gegeven. Antidotum tegen codeïne: naloxon. Bij inname van > 2 mg codeïne/kg vanwege kans op apneu enige uren intensivecare-bewaking.
Overdosering
Met name bij ouderen, kleine kinderen, bij leveraandoeningen, chronisch alcoholgebruik, chronische ondervoeding, glutathiondepletie zoals bij sepsis en bij gebruik van enzyminducerende middelen (m.n. CYP2E1) is er kans op intoxicatie, ook bij doseringen die voor andere patiënten normaal zijn. Overdosering kan een levertransplantatie noodzakelijk maken en kan fataal zijn.
Symptomen
In de eerste dagen na een acute overdosering komen de symptomen vaak niet overeen met de potentiële ernst van de intoxicatie. Symptomen 0–24 uur na blootstelling: milde maag-darmklachten ( misselijkheid, braken, buikpijn). Lethargie, bleekheid, zweten. In ernstige gevallen verminderd bewustzijn, coma, metabole acidose. Na 24–72 uur: door uitputting van de glutathionvoorraad ontstaat een overschot aan de toxische metaboliet NAPQI die leverschade kan veroorzaken; deze is in dit stadium vaak asymptomatisch, soms pijn rechts in de bovenbuik. Na 48–96 uur: klinisch manifeste leverschade. Bij ernstige vergiftiging kan leverfalen leiden tot encefalopathie, bloedingen, hypoglykemie, cerebraal oedeem en de dood. Nierfunctiestoornis en metabole acidose kunnen voorkomen; acuut nierfalen met acute tubulaire necrose kan ook voorkomen als er geen ernstige leverschade is. Na 4–18 dagen: herstel of overlijden. Levertoxiciteit kan optreden bij een eenmalige paracetamoldosis van ca. 150 mg/kg; bij chronisch alcoholgebruik, leverinsufficiëntie, ondervoeding, dehydratie of CYP2E1-inducerende comedicatie al bij 100 mg/kg. Bij een dosis van ≥ 200 mg/kg is sprake van ernstige toxiciteit. Verhoogde spiegels van ASAT en ALAT, lactaatdehydrogenase en bilirubine zijn waargenomen, samen met verlaagde spiegels van protrombine die 12–48 uur na toediening kunnen verschijnen.
Therapie
Onmiddellijke ziekenhuisopname bij inname ≥ 150 mg paracetamol/kg lichaamsgewicht (100 mg/kg bij risicofactoren), ook als er geen symptomen zijn. Bij vermoeden van ernstige intoxicatie (inname ≥ 200 mg/kg bij volwassenen met normale leverfunctie) direct i.v. N-acetylcysteïne als antidotum toedienen. In overige gevallen zo snel mogelijk afname bloedmonster voor een plasma paracetamol assay, maag spoelen (binnen 1–2 uur na inname) eventueel gevolgd door geactiveerde kool en natriumsulfaat (binnen 4–6 uur na inname). De paracetamolconcentratie in het bloed is indicatief voor de mate van intoxicatie vanaf 4 uur na blootstelling. Als de gemeten paracetamolspiegel daartoe aanleiding geeft: N-acetylcysteïne i.v. 150 mg/kg in glucoseoplossing (eventueel oraal, dan geen geactiveerde kool geven want dat vermindert de opname). N-acetylcysteïne bij voorkeur starten binnen 6–8 uur na inname van de overdosis; toediening van N-acetylcysteïne na 8 uur blijft zinvol, zelfs tot 36 uur na inname, maar het effect kan afnemen en langdurige behandeling kan nodig zijn. N-acetylcysteïne is ook gunstig bij paracetamol-geïnduceerde metabole acidose. Een alternatief voor N-acetylcysteïne is DL-methionine; dit moet oraal gegeven worden en kan daardoor niet gecombineerd worden met geactiveerde kool. Hemodialyse heeft een beperkt effect.
Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling van vergiftiging en voor laboratoriumonderzoek ook acetylcysteïne, verder toxicologie.org/paracetamol en/of Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Paracetamol heeft analgetische en antipyretische werking. Codeïne is een opiumalkaloïd met naast analgetische tevens sedatieve, obstiperende en hoestprikkeldempende werking. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet, maar niet in zijn volle omvang. Voor de kinetische eigenschappen zie paracetamol#eigenschappen en codeine#eigenschappen.
Eigenschappen
Acetanilidederivaat met analgetische en antipyretische werking. Paracetamol heeft geen anti-inflammatoir effect. Het werkingsmechanisme is nog niet volledig opgehelderd; waarschijnlijk speelt remming van prostaglandinesynthetase een rol.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal snel en vrijwel volledig, rectaal langzamer en onvolledig. Voedsel en drank hebben geen invloed op de werkzaamheid. |
Overig | na intraveneuze toediening treedt de analgetische werking binnen 5–10 min in, is die maximaal binnen 1 uur en houdt 4–6 uur aan; de antipyretische werking treedt binnen 30 min in en houdt ten minste 6 uur aan. |
F | ca. 80% vanwege het 'first pass'-effect in de lever. |
T max | oraal ½–2 uur, tablet 'Zapp' 15–90 (mediaan 35) min. Rectaal 1–3 uur. |
V d | 1 l/kg. |
Eiwitbinding | te verwaarlozen bij therapeutische doses, bij hogere doses neemt deze toe. |
Metabolisering | in de lever, door conjugatie met glucuronzuur (bij volwassenen ca. 60%; bij kinderen < 12 j. lager), conjugatie met zwavelzuur (bij volwassenen ca. 35%; bij kinderen < 12 j. hoger) en conjugatie met cysteïne (bij volwassenen ca. 3%); door respectievelijk UGT1A1, SULT1A1 en NAT. Een klein deel (ca. 5%) wordt door CYP450 (vooral door CYP2E1 en in mindere mate door CYP2D6 en andere iso-enzymen) omgezet tot een zeer reactieve metaboliet (N-acetyl-p-benzoquinon-imine, afgekort NAPQI), die normaliter snel wordt geïnactiveerd door conjugatie met glutathion. Overdosering kan de glutathionvoorraad uitputten en zo leiden tot acute leverbeschadiging. |
Eliminatie | met de urine (90% binnen 24 uur), vnl. als glucuronideconjugaat (60–80%) en sulfaatconjugaat (20–30%), < 5% onveranderd; bij een gestoorde nierfunctie kan accumulatie van niet-actieve geconjugeerde metabolieten optreden door vertraagde eliminatie daarvan. Bij ouderen is de conjugatiecapaciteit onveranderd. |
T 1/2el | ca. 2,5 (1–4) uur bij volwassenen; bij kinderen 1,5–2 uur; bij neonaten ca. 3,5 uur. Bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 10–30 ml/min) bij volwassenen: 2–5,3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
paracetamol/codeïne hoort bij de groep aceetanilidederivaten.
- acetylsalicylzuur/paracetamol/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol (N02BE01) Vergelijk
- paracetamol/ascorbinezuur (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/coffeïne/ascorbinezuur (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/ibuprofen (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/propyfenazon/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/tramadol (N02AJ13) Vergelijk
Groepsinformatie
paracetamol hoort bij de groep aceetanilidederivaten.
- acetylsalicylzuur/paracetamol/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/ascorbinezuur (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/codeïne (N02AJ06) Vergelijk
- paracetamol/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/coffeïne/ascorbinezuur (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/ibuprofen (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/propyfenazon/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/tramadol (N02AJ13) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- acute faryngotonsillitis
- artrose
- dysmenorroe
- migraine, aanvalsbehandeling bij kinderen
- migraine, aanvalsbehandeling volwassenen
- pijn
- prikkelbaredarmsyndroom
- spanningshoofdpijn