Samenstelling
Paracetamol/Codeïne Zetpillen FNA XGVS Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 250 mg, codeïnefosfaat 5 mg.
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 500 mg, codeïnefosfaat 10 mg.
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 500 mg, codeïnefosfaat 40 mg.
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 1000 mg, codeïnefosfaat 20 mg.
- Toedieningsvorm
- Zetpil
Bevat per zetpil: paracetamol 1000 mg, codeïnefosfaat 60 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Antigrippine poeder XGVS OTC Omega Pharma Nederland
- Toedieningsvorm
- Poeder voor drank
- Verpakkingsvorm
- sachet
Bevat per sachet: paracetamol 500 mg en ascorbinezuur (vitamine C) 50 mg.
Citrosan XGVS OTC Reckitt Benckiser Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor drank
- Verpakkingsvorm
- sachet
Bevat per sachet: paracetamol 500 mg en ascorbinezuur (vitamine C) 50 mg.
Hot Coldrex XGVS OTC Omega Pharma Nederland
- Toedieningsvorm
- Poeder voor drank
- Verpakkingsvorm
- sachet à 5 g
Bevat per sachet: paracetamol 500 mg, ascorbinezuur (vitamine C) 30 mg.
Paracetamol/Ascorbinezuur XGVS OTC Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor drank
- Verpakkingsvorm
- sachet
Bevat per sachet: paracetamol 500 mg, ascorbinezuur (vitamine C) 50 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Combinatiepreparaten die paracetamol bevatten worden afgeraden. Redenen hiervoor zijn twijfel over het bestaan van een toegevoegde waarde, meer kans op bijwerkingen en het niet goed individueel instelbaar zijn van de dosis.
Bij acute nociceptieve pijn
Paracetamol is in adequate dosering de pijnstiller van eerste keus. Begin bij lokale spier- of gewrichtspijn eventueel met een cutane NSAID, en combineer deze eventueel met paracetamol. Overweeg bij onvoldoende effect, d.w.z. als de patiënt te veel beperkingen in het dagelijks leven ervaart, (de combinatie met) een systemisch NSAID: diclofenac, ibuprofen of naproxen. Houd bij de keuze van het NSAID rekening met patiëntkenmerken en met de verschillen in bijwerkingenprofiel tussen de NSAID’s; zie NSAID's systemisch, Typerende bijwerkingen. Vermijd NSAID’s zo veel mogelijk bij kwetsbare patiënten met een verhoogd risico op gastro-intestinale, renale of cardiovasculaire bijwerkingen, bv. bij ouderen. Pas het NSAID zo kort mogelijk toe. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie met) kortdurend gebruik van tramadol. Houd rekening met de bijwerkingen; de plaats van tramadol is beperkt. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie van een niet- opioïde pijnstiller met) kortdurend gebruik van een sterkwerkend opioïd. Kies een opioïd op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs.
Bij acute hevige nociceptieve pijn
(bv. in spoedeisende situaties): Geef kortdurend een sterkwerkend opioïd, bv. morfine of fentanyl.
Bij chronische niet-kanker-gerelateerde pijn
Probeer pijnstillers te vermijden. Bij chronische pijn zijn ze minder effectief, terwijl de kans op bijwerkingen toeneemt. Als toch een pijnstiller gewenst is, heeft paracetamol de voorkeur.
Bij chronische kanker-gerelateerde pijn
Combineer een sterkwerkend opioïd (kies op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs) al dan niet met ‘zo nodig’-gebruik van paracetamol en/of een oraal NSAID. Voeg een bij de patiënt en de situatie passende toedieningsvorm van een opioïd voor doorbraakpijn toe.
Advies
Combinatiepreparaten die paracetamol bevatten worden afgeraden. Redenen hiervoor zijn twijfel over het bestaan van een toegevoegde waarde, meer kans op bijwerkingen en het niet goed individueel instelbaar zijn van de dosis.
Bij acute nociceptieve pijn
Paracetamol is in adequate dosering de pijnstiller van eerste keus. Begin bij lokale spier- of gewrichtspijn eventueel met een cutane NSAID, en combineer deze eventueel met paracetamol. Overweeg bij onvoldoende effect, d.w.z. als de patiënt te veel beperkingen in het dagelijks leven ervaart, (de combinatie met) een systemisch NSAID: diclofenac, ibuprofen of naproxen. Houd bij de keuze van het NSAID rekening met patiëntkenmerken en met de verschillen in bijwerkingenprofiel tussen de NSAID’s; zie NSAID's systemisch, Typerende bijwerkingen. Vermijd NSAID’s zo veel mogelijk bij kwetsbare patiënten met een verhoogd risico op gastro-intestinale, renale of cardiovasculaire bijwerkingen, bv. bij ouderen. Pas het NSAID zo kort mogelijk toe. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie met) kortdurend gebruik van tramadol. Houd rekening met de bijwerkingen; de plaats van tramadol is beperkt. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie van een niet- opioïde pijnstiller met) kortdurend gebruik van een sterkwerkend opioïd. Kies een opioïd op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs.
Bij acute hevige nociceptieve pijn
(bv. in spoedeisende situaties): Geef kortdurend een sterkwerkend opioïd, bv. morfine of fentanyl.
Bij chronische niet-kanker-gerelateerde pijn
Probeer pijnstillers te vermijden. Bij chronische pijn zijn ze minder effectief, terwijl de kans op bijwerkingen toeneemt. Als toch een pijnstiller gewenst is, heeft paracetamol de voorkeur.
Bij chronische kanker-gerelateerde pijn
Combineer een sterkwerkend opioïd (kies op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs) al dan niet met ‘zo nodig’-gebruik van paracetamol en/of een oraal NSAID. Voeg een bij de patiënt en de situatie passende toedieningsvorm van een opioïd voor doorbraakpijn toe.
Indicaties
(5–10 mg codeïne)
- Volwassenen: pijn. Koorts bij griep en verkoudheid. Hoofdpijn. Kiespijn. Zenuwpijn. Spit.
- Kinderen > 12 j.: acute matige pijn die niet behandeld kan worden door bijvoorbeeld paracetamol of ibuprofen.
(20–60 mg codeïne)
- Volwassenen: Matige tot hevige pijn na falen van enkelvoudige therapie, bijvoorbeeld na een operatie of bij maligne aandoeningen.
- Kinderen > 12 j.: acute matige pijn die niet behandeld kan worden door bijvoorbeeld paracetamol of ibuprofen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Pijn en koorts bij griep en verkoudheid.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Pijn en koorts
Volwassenen
1 zetpil 500/10-40 4–6×/dag of 1 zetpil 1000/20-60 1–3×/dag, max. 4×/dag, gedurende max. 3 dagen toepassen.
Verminderde nierfunctie: GFR > 10 ml/min: geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: Bij een Child-Pughscore 5-6: vermijd codeïne; als dit niet mogelijk is, monitor dan op bijwerkingen. Bij een Child-Pughscore 7–15: vermijd codeïne.
Kinderen ≥ 12 jaar
1 zetpil 500/10 4–6×/dag, gedurende max. 3 dagen.
Doseringen
Pijn en koorts
Volwassenen en kinderen ≥ 16 jaar (> 55 kg)
1–2 sachets per keer, zo nodig na ten minste 4 uur herhalen, maximaal 6 sachets (= 3000 mg paracetamol) /dag.
Verminderde nierfunctie: bij GFR 10–50 ml/min: ten minste 6 uur tussen de toedieningen; bij GFR < 10 ml/min: ten minste 8 uur tussen de toedieningen. Maximaal 1 sachet per keer.
Bij lichaamsgewicht < 50 kg, milde tot matige leverinsufficiëntie, Syndroom van Gilbert, uitdroging, chronische ondervoeding, alcoholisme: max. 60 mg/kg/etmaal (max. 2000 mg paracetamol/dag). Verleng het toedieningsinterval.
Ouderen
Voor kwetsbare ouderen max. 4 sachets (= 2000 mg paracetamol)/dag.
Kinderen van 9-12 jaar (30–40 kg)
1 sachet per keer, zo nodig na ten minste 4 uur herhalen, maximaal 3–4 sachets (= 1500–2000 mg paracetamol)/dag.
Kinderen van 12–15 jaar (40–55 kg)
1 sachet per keer, zo nodig na ten minste 4 uur herhalen, maximaal 4-6 sachets (= 2000-3000 mg paracetamol)/dag.
Algemeen
De inhoud van de sachet oplossen in 150 ml warm water, roeren tot het poeder is opgelost en meteen opdrinken.
Zo kort mogelijk toepassen. Als de pijn > 5 dagen of de koorts > 3 dagen aanhoudt of erger wordt, of als de symptomen aanhouden of binnen 14 dagen terugkeren, dient de toepassing opnieuw door een arts beoordeeld te worden. Bij kinderen van 9–12 jaar maximaal 3 dagen toepassen zonder een arts te raadplegen.
Bijwerkingen
Zelden (0,01-0,1%): allergische reacties met name exantheem, koorts, depressie, verwarring, hallucinaties, tremor, hoofdpijn, visusstoornis, oedeem, bloedingen, buikpijn, diarree, misselijkheid, braken, leverfalen, acute hepatitis, geelzucht, stijging levertransaminasen, levernecrose, jeuk, huiduitslag, zweten, purpura, angio-oedeem, urticaria, duizeligheid, malaise, pyrexie, sedatie.
Zeer zelden (< 0,01%): agranulocytose, trombocytopenie, leukopenie, hemolytische anemie, pancytopenie, anafylactische shock, hypoglykemie, pancreatitis, steriele pyurie, ernstige nierfunctiestoornis, hematurie, anurie, overgevoeligheidsreactie.
Verder zijn gemeld: verslaving, verwardheid, sufheid, slaperigheid, opwinding, duizeligheid, angst, ademhalingsdepressie, misselijkheid, braken, obstipatie, ernstige huidreacties, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulosus, toxische epidermale necrolyse, dermatose, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, larynxoedeem, tubulaire necrose, nefropathie, interstitiële nefritis, meer kans op vallen. Leverbeschadiging (leverfalen, acute hepatitis) kan reeds optreden na doses van 6 g (bij kinderen > 140 mg/kg lichaamsgewicht), hogere doses veroorzaken irreversibele levernecrose. Ook is leverbeschadiging gerapporteerd na chronisch gebruik van 3–4 g.
Bijwerkingen
Zelden (0,01-0,1%): allergische reacties: exantheem, urticaria, jeuk, huiduitslag. Depressie, verwardheid, hallucinaties. Duizeligheid, tremor, hoofdpijn. Visusstoornissen. Oedeem. Bloedingen, buikpijn, diarree, misselijkheid, braken. Afwijkende leverfunctie, leverfalen, levernecrose, geelzucht. Malaise, koorts, sedatie. Leukopenie, agranulocytose (na langdurig gebruik), trombocytopenie, (trombocytopenische) purpura.
Zeer zelden (< 0,01%): hemolytische anemie, pancytopenie. Overgevoeligheidsreacties (angio-oedeem, moeizame ademhaling, zweten, misselijkheid, hypotensie, shock, anafylaxie). Hypoglykemie. Bronchospasmen (analgetisch astma). Steriele pyurie, ernstige nierfunctiestoornis, interstitiële nefritis, hematurie, anurie. Hepatotoxiciteit: 6 g paracetamol kan leverbeschadiging geven, bij chronisch gebruik 3–4 g/dag, bij kinderen eenmalig 150 mg/kg. Grotere hoeveelheden veroorzaken irreversibele levernecrose.
Verder zijn gemeld: ernstige huidreacties, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulosus (AGEP), toxische necrolyse (TEN), geneesmiddel geïnduceerde dermatose, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS).
Interacties
Alcohol en andere centraal dempende stoffen versterken het centrale effect van codeïne (sedatie, ademhalingsdepressie).
Combinatie met sedativa zoals benzodiazepinen, kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. Beperk het voorschrijven van dergelijke sedativa tot situaties waarin geen andere behandelmogelijkheid bestaat, doseer zo laag mogelijk en pas zo kort mogelijk toe. Volg de patiënt op tekenen van ademhalingsdepressie of sedatie.
Actieve kool en colestyramine kunnen de absorptie van paracetamol verminderen, domperidon en metoclopramide kunnen deze versnellen.
Isoniazide kan de werking paracetamol versterken en daarmee de toxische grens ervan verlagen.
Bij chronisch alcoholgebruik (en waarschijnlijk ook van barbituraten) kan reeds bij therapeutische doseringen hepatotoxiciteit optreden door versnelde en verhoogde vorming van toxische metabolieten.
Bij gelijktijdig chronisch gebruik van paracetamol en zidovudine komt neutropenie vaker voor, vermoedelijk door een verminderd metabolisme van zidovudine.
Paracetamol kan de plasmaspiegels van systemisch toegediend chlooramfenicol beïnvloeden.
Codeïne kan het effect van domperidon en metoclopramide tegenwerken.
Interacties
Bij langdurig gebruik en in hoge dosering kan de werking van vitamine K-antagonisten worden versterkt.
Actieve kool en colestyramine kunnen de absorptie van paracetamol verminderen. Colestyramine niet binnen 1 uur na paracetamol innemen.
Domperidon kan de absorptiesnelheid van paracetamol verhogen.
Bij chronisch alcoholgebruik en enzyminducerende middelen (carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, primidon, rifampicine, tricyclische antidepressiva en sint-janskruid) kan eerder hepatotoxiciteit optreden bij (relatieve) overdosering van paracetamol door toegenomen en snellere vorming van toxische metabolieten.
Bij combinatie met flucloxacilline neemt de kans toe op metabole acidose met verhoogde aniongap (HAGMA), met name bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie, sepsis, ondervoeding en andere bronnen van glutathiondeficiëntie (bv. chronisch alcoholisme), en ook bij patiënten die maximale doses paracetamol gebruiken. Zorgvuldige controle, incl. meting van 5-oxoproline in de urine, wordt aanbevolen.
Isoniazide vermindert de klaring van paracetamol en kan de werking of toxiciteit van paracetamol versterken.
Paracetamol kan de halfwaardetijd van chlooramfenicol verlengen.
Bij gelijktijdig chronisch gebruik van paracetamol en zidovudine komt neutropenie vaker voor, vermoedelijk door een verminderd metabolisme van zidovudine.
Zwangerschap
Paracetamol en codeïne passeren de placenta.
Teratogenese: Voor paracetamol: bij de mens en bij dieren geen eenduidige aanwijzingen voor schadelijkheid; onderzoeken spreken elkaar tegen. Epidemiologische studies over neurologische ontwikkelingsstoornissen bij kinderen die in de baarmoeder aan paracetamol zijn blootgesteld, laten geen eenduidig resultaat zien. Over het gebruik van opioïden tijdens het 1e en 2e trimester is weinig bekend. Codeïne wordt in verband gebracht met hartafwijkingen en spina bifida; of dit een causaal verband betreft, is niet vastgesteld.
Farmacologisch effect: toediening aan de moeder vlak voor de partus kan, met name bij prematuren, ademhalingsdepressie geven bij de neonaat. Gebruik van opioïden in het 3e trimester kan onthoudingsverschijnselen bij de baby veroorzaken (hard huilen, trillen, slecht drinken, slecht slapen en agitatie); de kans hierop neemt toe bij langer durend gebruik. Een mogelijk verband tussen opioïd-gebruik en vroeggeboortes of ADHD is niet vastgesteld.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, alleen bij klachten, in de laagst mogelijke effectieve dosering en zo kort mogelijk; codeïne in een dosering ≤ 20 mg per keer. Niet gebruiken vlak vóór (2–3 uur) en tijdens de partus.
Zwangerschap
Paracetamol passeert de placenta.
Teratogenese: Voor paracetamol spreken onderzoeken elkaar tegen. Epidemiologische studies naar neurologische ontwikkelingsstoornissen bij kinderen die in de baarmoeder zijn blootgesteld aan paracetamol, laten geen eenduidig resultaat zien.
Farmacologisch effect: Voor vitamine C zijn in therapeutische doseringen geen schadelijke effecten gemeld.
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt, maar alleen bij klachten, in de laagst mogelijke effectieve dosering en zo kort mogelijk.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (paracetamol en codeïne).
Farmacologisch effect: Bij een verhoogde CYP2D6-activiteit bij de moeder neemt de omzetting van codeïne in morfine toe, met hogere concentraties in de moedermelk als gevolg. Als de moeder gedurende maximaal enkele dagen een opioïde gebruikt, is de kans klein dat dit effect heeft op het kind. De kans neemt toe bij hogere dosering en langer durend gebruik. Eventuele effecten zijn: ademhalingsdepressie, sufheid, meer slapen, slecht drinken, obstipatie, misselijkheid, braken, niet toenemen in gewicht.
Advies: gebruik is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (ascorbinezuur, paracetamol in geringe mate).
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt.
Contra-indicaties
- verminderde ademhalingsreserve (astma, emfyseem);
- intracraniële laesies;
- leverinsufficiëntie;
- ultra-rapid CYP2D6-metabolizers;
- tonsillectomie en/of adenoïdectomie bij patiënten < 18 j.;
- symptomatische behandeling van hoest en/of verkoudheid bij kinderen < 12 j. wegens het risico van ernstige en levensbedreigende bijwerkingen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Codeïne is gecontra-indiceerd bij kinderen < 12 j. voor de symptomatische behandeling van verkoudheid; codeïne is niet geschikt voor kinderen < 12 j. vanwege het risico van opioïdentoxiciteit. Codeïne wordt niet aanbevolen voor de symptomatische behandeling van verkoudheid bij kinderen > 12 j. met een (mogelijk) verminderde respiratoire functie.
Voorzichtigheid is geboden bij lever- en nierfunctiestoornissen, hemolytische anemie, alcoholmisbruik en chronisch alcoholgebruik, dehydratie en chronische ondervoeding. Langdurig of veelvuldig gebruik wordt ontraden. Gewenning en afhankelijkheid kunnen – hoewel zelden – optreden. Ter preventie van obstipatie bij chronisch gebruik een laxeermiddel overwegen. Bij CYP2D6-polymorfismen kan bij poor en intermediate metabolizers de plasmaconcentratie van de actieve metaboliet verlaagd zijn, bij toepassing bij pijn wordt een alternatief of monitoring aanbevolen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig (zie ook Dosering) bij matige tot ernstige nierinsufficiëntie (GFR < 50 ml/min), milde tot ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore > 9) inclusief Syndroom van Gilbert, acute hepatitis, hemolytische anemie, astma met gevoeligheid voor acetylsalicylzuur, alcoholisme, dehydratie, lichaamsgewicht < 50 kg of chronische ondervoeding.
Bij glutathiondepletie (bv. bij sepsis) neemt de kans op metabole acidose toe.
Staak het gebruik bij de eerste tekenen van huiduitslag, mucosale laesies of andere tekenen van overgevoeligheid; ernstige huidreacties zijn gemeld.
Langdurig of veelvuldig gebruik wordt ontraden.
In geval van hoge koorts, verschijnselen van secundaire infectie of aanhoudende symptomen behandeling heroverwegen.
Gebruik van analgetica > 3 maanden kan geneesmiddelafhankelijke hoofdpijn veroorzaken, staak dan de behandeling.
Wees voorzichtig bij astmatische patiënten die gevoelig zijn voor acetylsalicylzuur; lichte bronchospasmen zijn gemeld als kruisreactie na gebruik van paracetamol.
Hulpstoffen
- aspartaam / fenylalanine in sommige sachets kan schadelijk zijn voor mensen met fenylketonurie (PKU).
- glucose, sucrose: wees voorzichtig met glucose of sucrose (saccharose) in sommige sachets bij diabetes mellitus, vanwege het suikergehalte.
- natrium: wees voorzichtig met natrium in sommige sachets bij een natriumarm dieet.
Overdosering
Met name bij ouderen, kleine kinderen, bij leveraandoeningen, chronisch alcoholgebruik, chronische ondervoeding en bij gebruik van enzyminducerende middelen is er een risico van intoxicatie. Overdosering kan fataal zijn. Een dosis van 25 g paracetamol wordt als dodelijk beschouwd, de letale dosis codeïne wordt geschat op 0,5–1,0 g (7–14 mg/kg lichaamsgewicht).
Symptomen
Klinische verschijnselen van leverbeschadiging zijn gewoonlijk pas zichtbaar na twee dagen en zijn maximaal na 4–6 dagen. Vroege symptomen (< 48 uur) zijn anorexie, misselijkheid, braken, bleekheid en abdominale pijn. Bewusteloosheid treedt in het algemeen niet op. Leverbeschadiging (geelzucht, levernecrose) treedt op indien de paracetamoldosis de verwerkingscapaciteit overbelast. Een overdosis van 6 g of meer bij volwassenen of > 140–150 mg/kg lichaamsgewicht bij kinderen veroorzaakt hepatische cytolyse, resulterend in hepatocellulaire insufficiëntie, metabole acidose en encefalopathie, welke kunnen leiden tot coma en dood. Gelijktijdig zijn verhoogde spiegels van levertransaminasen, lactaatdehydrogenase en bilirubine waargenomen in combinatie met verlaagde protrombinespiegels (12–48 uur na toediening). Verder kunnen optreden: slaperigheid, roodkleuring van de huid, miosis, jeuk, ataxie, hoofdpijn, obstipatie, urineretentie en nierbeschadiging, ademhalingsdepressie tot apneu (zelfs na enige uren); in zeldzame gevallen pancreatitis.
Therapie
Onmiddellijke ziekenhuisopname, < 1 uur na inname maag spoelen gevolgd door geactiveerde kool en natriumsulfaat. Als antidotum vanaf een ingenomen hoeveelheid paracetamol van 150 mg/kg: N-acetylcysteïne (startdosis 150 mg/kg) i.v. of oraal toedienen (indien de gemeten paracetamolspiegel daartoe aanleiding geeft), bij voorkeur binnen 8–10 uur na inname van de overdosis; bij toediening van N-acetylcysteïne na 10 uur kan het effect afnemen en wordt een langerdurende behandeling gegeven. Antidotum tegen codeïne: naloxon. Bij inname van > 2 mg codeïne/kg vanwege kans op apneu enige uren intensivecare-bewaking.
Overdosering
Met name bij ouderen, kleine kinderen, mensen met leveraandoeningen, chronisch alcoholgebruik, chronische ondervoeding, glutathiondepletie bij sepsis en bij gebruik van enzyminducerende middelen is er kans op intoxicatie door paracetamol. Houd het aangepaste aanbevolen maximum aan. Overdosering kan een levertransplantatie noodzakelijk maken en kan fataal zijn. Een dosis van 20–25 g wordt als dodelijk beschouwd.
Symptomen
anorexie, misselijkheid, braken, bleekheid en abdominale pijn treden gewoonlijk binnen 24 uur op. Bewusteloosheid treedt in het algemeen niet op. Leverbeschadiging (geelzucht, levernecrose) treedt op indien de paracetamoldosis de verwerkingscapaciteit overbelast, en is gemeld na chronisch gebruik van 3–4 gram paracetamol/dag. Een enkelvoudige toediening van 7,5 g of meer bij volwassenen zonder risicofactoren of > 140–150 mg/kg lichaamsgewicht bij kinderen veroorzaakt hepatische cytolyse, die kan resulteren in hepatocellulaire insufficiëntie, metabole acidose en encefalopathie, welke kunnen leiden tot coma en dood. Gelijktijdig zijn verhoogde spiegels van levertransaminasen, lactaatdehydrogenase en bilirubine waargenomen in combinatie met verlaagde protrombinespiegels (12–48 uur na toediening). Klinische verschijnselen van leverbeschadiging zijn gewoonlijk zichtbaar na twee dagen en zijn maximaal na 4–6 dagen. Ook als er geen ernstige leverschade is, kan acuut nierfalen met acute tubulaire necrose voorkomen. Hoge doses (> 3 g) ascorbinezuur kunnen osmotische diarree, misselijkheid en buikpijn veroorzaken.
Therapie
onmiddellijke ziekenhuisopname bij inname > 150 mg/kg of > 100 mg/kg bij risicofactoren, bloedspiegelbepaling van paracetamol > 4 uur na inname, maagspoeling (alleen binnen 1 uur na inname) gevolgd door toediening van geactiveerde kool en natriumsulfaat. Geen actieve kool geven als een oraal antidotum nodig is. Zo nodig antidotum acetylcysteïne i.v. of oraal toedienen, bij voorkeur binnen 10 uur na inname van de overdosis; bij toediening van acetylcysteïne na 10–36 uur kan het effect afnemen en wordt een verlengde behandeling gegeven. Levertesten uitvoeren aan het begin van de behandeling en dan iedere 24 uur.
Voor meer informatie over symptomen en behandeling zie ook vergiftigingen.info en/of toxicologie.org/paracetamol.
Eigenschappen
Paracetamol heeft analgetische en antipyretische werking. Codeïne is een opiumalkaloïd met naast analgetische tevens sedatieve, obstiperende en hoestprikkeldempende werking. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet, maar niet in zijn volle omvang. Voor de kinetische eigenschappen zie paracetamol#eigenschappen en codeine#eigenschappen.
Eigenschappen
Paracetamol heeft analgetische en antipyretische werking. Bevat tevens vitamine C, dat indirect het weerstandsvermogen van het lichaam zou kunnen verhogen.
Kinetische gegevens
Resorptie | paracetamol: oraal snel en vrijwel volledig. Ascorbinezuur: goed via actief transport vanuit de darmen. |
F | ca. 80%. |
T max | paracetamol: ½–2 uur. |
V d | paracetamol: 1 l/kg. |
Eiwitbinding | paracetamol: te verwaarlozen bij therapeutische doses, bij hogere doses neemt deze toe. |
Metabolisering | paracetamol: in de lever, ca. 60% wordt geconjugeerd door UGT1A1 met glucuronzuur, ca. 35% door SULT1A1 met sulfaat en 3% door NAT met cysteïne. Verder voor een klein deel (ca. 5%) door CYP450 (CYP2E1 en CYP2D6) tot een zeer reactieve metaboliet (N-acetyl-p-benzoquinonimine, NAPQI), die normaliter snel wordt geïnactiveerd door conjugatie met glutathion. (Overdosering kan de glutathionvoorraad uitputten en zo leiden tot acute leverbeschadiging). Bij kinderen < 12 jaar is sulfaatconjugatie de voornaamste eliminatieroute; de totale eliminatie is vergelijkbaar met die van volwassenen. |
Eliminatie | paracetamol: met de urine (90% binnen 24 uur), vnl. als glucuronide (60–80%) en sulfaatconjugaat (20–30%), < 5% onveranderd. Bij een creatinineklaring < 10 ml/min is de eliminatie vertraagd. Ascorbinezuur: via de urine vnl. onveranderd en als oxaalzuur. |
T 1/2el | paracetamol: 1–4 uur; bij creatinineklaring < 10 ml/min vertraagd. Ascorbinezuur: 16 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
paracetamol/codeïne hoort bij de groep aceetanilidederivaten.
- acetylsalicylzuur/paracetamol/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol (N02BE01) Vergelijk
- paracetamol/ascorbinezuur (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/coffeïne/ascorbinezuur (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/ibuprofen (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/propyfenazon/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/tramadol (N02AJ13) Vergelijk
Groepsinformatie
paracetamol/ascorbinezuur hoort bij de groep aceetanilidederivaten.
- acetylsalicylzuur/paracetamol/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol (N02BE01) Vergelijk
- paracetamol/codeïne (N02AJ06) Vergelijk
- paracetamol/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/coffeïne/ascorbinezuur (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/ibuprofen (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/propyfenazon/coffeïne (N02BE51) Vergelijk
- paracetamol/tramadol (N02AJ13) Vergelijk