Samenstelling
Dynastat (als Na-zout) XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 40 mg
- Verpakkingsvorm
- solvens 2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Celebrex Viatris Netherlands bv
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 100 mg, 200 mg
Celecoxib Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 100 mg, 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de behandeling van postoperatieve pijn wordt in eerste instantie de voorkeur gegeven aan orale of rectale toediening van analgetica. Indien dit niet mogelijk is of indien een snel effect gewenst is komt parenterale pijnstilling in aanmerking.
Bij acute nociceptieve pijn
Paracetamol is in adequate dosering de pijnstiller van eerste keus. Begin bij lokale spier- of gewrichtspijn eventueel met een cutane NSAID, en combineer deze eventueel met paracetamol. Overweeg bij onvoldoende effect, d.w.z. als de patiënt te veel beperkingen in het dagelijks leven ervaart, (de combinatie met) een systemisch NSAID: diclofenac, ibuprofen of naproxen. Houd bij de keuze van het NSAID rekening met patiëntkenmerken en met de verschillen in bijwerkingenprofiel tussen de NSAID’s; zie NSAID's systemisch, Typerende bijwerkingen. Vermijd NSAID’s zo veel mogelijk bij kwetsbare patiënten met een verhoogd risico op gastro-intestinale, renale of cardiovasculaire bijwerkingen, bv. bij ouderen. Pas het NSAID zo kort mogelijk toe. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie met) kortdurend gebruik van tramadol. Houd rekening met de bijwerkingen; de plaats van tramadol is beperkt. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie van een niet- opioïde pijnstiller met) kortdurend gebruik van een sterkwerkend opioïd. Kies een opioïd op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs.
Bij acute hevige nociceptieve pijn
(bv. in spoedeisende situaties): Geef kortdurend een sterkwerkend opioïd, bv. morfine of fentanyl.
Bij chronische niet-kanker-gerelateerde pijn
Probeer pijnstillers te vermijden. Bij chronische pijn zijn ze minder effectief, terwijl de kans op bijwerkingen toeneemt. Als toch een pijnstiller gewenst is, heeft paracetamol de voorkeur.
Bij chronische kanker-gerelateerde pijn
Combineer een sterkwerkend opioïd (kies op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs) al dan niet met ‘zo nodig’-gebruik van paracetamol en/of een oraal NSAID. Voeg een bij de patiënt en de situatie passende toedieningsvorm van een opioïd voor doorbraakpijn toe.
Advies
De klassieke NSAID’s (diclofenac, ibuprofen en naproxen) hebben de voorkeur boven COX-2-remmers; combineer met een protonpompremmer bij patiënten met meer kans op gastro-intestinale complicaties. COX-2-remmers zijn gecontra-indiceerd bij congestief hartfalen, ischemische hartziekte en/of cerebrovasculair lijden.
Behandeling van artrose bestaat primair uit oefentherapie. Bij mensen met artrose van de knie en overgewicht is gewichtsreductie aan te bevelen. Medicamenteuze therapie begint met intermitterend gebruik van paracetamol en/of een cutane NSAID, waarbij de voorkeur afhangt van de lokatie van de artrose. Bij onvoldoende effect kan intermitterend een oraal NSAID worden toegepast (diclofenac, ibuprofen of naproxen). Incidenteel is een intra-articulaire injectie met een corticosteroïd mogelijk, als bovengenoemde middelen onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd zijn. Overweeg in de tweedelijnszorg, afhankelijk van het aangedane gewricht (zie behandelplan), (offlabel) toepassing van duloxetine, predniso(lo)n, intra-articulair hyaluronzuur of eventueel tramadol.
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Indicaties
- Kortdurende behandeling van postoperatieve pijn.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Artrose bij volwassenen voor symptomatische behandeling;
- Reumatoïde artritis (RA) en spondylitis ankylopoetica (AS) bij volwassenen, na beoordeling van het totale risico van de patiënt.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De kortst mogelijke behandelduur en de laagst effectieve dagdosering toepassen. Er is weinig klinische ervaring met > 3 dagen behandelen.
Postoperatieve pijn
Volwassenen en ouderen met een lichaamsgewicht > 50 kg
40 mg i.v. of i.m. (langzaam en diep intragluteaal), gevolgd door 20– 40 mg elke zes tot twaalf uur naar behoefte; max. 80 mg per dag.
Ouderen met een lichaamsgewicht < 50 kg
Begindosering 20 mg; max. 40 mg per dag.
Bij matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9): begindosering 20 mg; max. 40 mg per dag.
Bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) of bij predispositie voor vochtretentie: begindosering 20 mg en de nierfunctie nauwgezet controleren.
Doseringen
De kortst mogelijke behandelduur en de laagst effectieve dagdosering toepassen vanwege de kans op cardiovasculaire bijwerkingen.
Artrose
volwassenen (incl. ouderen > 50 kg)
200 mg 1×/dag of 100 mg 2×/dag. Bij onvoldoende symptoomverlichting de dosering verhogen tot 200 mg 2×/dag; indien na 2 weken, toename van het effect uitblijft, de behandeling staken.
Reumatoïde artritis en spondylitis ankylopoetica
volwassenen (incl. ouderen > 50 kg)
100 mg 2×/dag. Bij onvoldoende symptoomverlichting de dosering verhogen tot 200 mg 2×/dag; indien na 2 weken, toename van het effect uitblijft, de behandeling staken.
Bij matig gestoorde leverfunctie (serumalbumine 25–35 g/l) en bij langzame CYP2C9-metaboliseerders de behandeling met de helft van de aanbevolen dosering starten.
Toediening: Innemen met of zonder voedsel. De volledige inhoud van de capsule kan voorzichtig geleegd worden op een afgestreken lepel zacht voedsel dat niet warmer is dan kamertemperatuur.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid.
Vaak (1-10%): buikpijn, braken, obstipatie, dyspepsie, flatulentie. Perifeer oedeem, hypo- of hypertensie, oligurie, hypokaliëmie, verhoogd plasmacreatinine, respiratoire insufficiëntie. Opwinding, slapeloosheid, hypo-esthesie, duizeligheid, postoperatieve anemie, rugpijn, faryngitis, alveolaire osteïtis, jeuk, hyperhidrose.
Soms (0,1-1%): ulcus pepticum, gastro-oesofageale refluxziekte, droge mond, abnormale maag-darmgeluiden, anorexie, abnormale sternale sereuze wonddrainage, wondinfectie, oorpijn. Bradycardie, toename hypertensie, orthostatische hypotensie, cerebrovasculaire aandoeningen, myocardinfarct, longembolie, verhoging bloedwaarden (CPK, LDH, SGOT, SGPT, ureum), hyperglykemie. Ecchymose, huiduitslag, urticaria, artralgie, asthenie, pijn of reactie op injectieplaats, trombocytopenie.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactoïde reactie, pancreatitis, oesofagitis, mondoedeem, acuut nierfalen.
Verder zijn gemeld: circulatoire shock, congestief hartfalen, tachycardie, dyspneu, Stevens–Johnsonsyndroom (SJS), erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis, gegeneraliseerde bulleuze 'fixed drug' eruptie (GBFDE), DRESS, nierfalen, overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylaxie en angio-oedeem). Toxische epidermale necrolyse (TEN) is gemeld bij valdecoxib en kan niet worden uitgesloten voor parecoxib.
Bij andere NSAID's zijn gemeld: bronchospasmen, hepatitis. Bij gebruik na CABG is er meer kans op cardiovasculaire/trombo-embolische complicaties (myocardinfarct, beroerte/CVA, pulmonale embolie en diepveneuze trombose) en van sternale wondcomplicaties (infectie, openbarsten van de wond).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie.
Vaak (1-10%): maag-darmklachten als buikpijn, misselijkheid, braken, diarree, dyspepsie, flatulentie, dysfagie. Perifeer oedeem, vochtretentie, griepachtige symptomen. Myocardinfarct, duizeligheid, hypertonie, slapeloosheid, hoofdpijn. Huiduitslag, jeuk. Faryngitis, rinitis, hoesten, dyspneu, bovenste luchtweginfecties, sinusitis, urineweginfectie. Overgevoeligheid.
Soms (0,1-1%): obstipatie, oprispingen, gastritis, stomatitis, (verergering van) gastro-intestinale ontsteking. Angst, depressie, vermoeidheid, slaperigheid, paresthesieën, herseninfarct. Hartfalen, pijn op de borst, palpitaties, tachycardie. Oorsuizen, gehoorstoornis. Anemie, urticaria, ecchymosis, gezichtsoedeem, wazig zien, conjunctivitis, spierspasmen, beenkrampen. Bronchospasmen. Gewrichtspijn. Lever- en/of nierfunctiestoornissen, hyperkaliëmie, verhoogde creatinine en ureumspiegels, stijging van leverenzymwaarden (o.a. SGOT en SGPT).
Zelden (0,01-0,1%): oesofagitis, maag-darmulcera, gastro-intestinale bloeding, darmperforatie, melena, pancreatitis, colitis. Angio-oedeem. Ataxie, smaakverandering, verwardheid, hallucinaties. Alopecia, fotosensibilisatie. Oogbloeding. Leukopenie, trombocytopenie. Hyponatriëmie. Aritmie. Pulmonale embolie. Pneumonitis. Acuut nierfalen. Blozen. Menstruatiestoornissen.
Zeer zelden (< 0,01%): acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose, exfoliatie van de huid, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), erythema multiforme, geneesmiddel reactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) of overgevoeligheidssyndroom, interstitiële nefritis, nefrotisch syndroom, glomerulonefritis, myositis, pancytopenie, vasculitis. Geelzucht, cholestase, cholestatische hepatitis, ernstige, mogelijk fatale leverreacties incl. acute hepatitis, levernecrose, leverfalen.
Verder zijn gemeld: ernstige allergische reacties, anafylaxie, bulleuze dermatitis, verlies van geur en smaak, (verergering van) epilepsie, aseptische meningitis, (fatale) intracraniële bloeding. Verminderde vruchtbaarheid bij de vrouw. Retinale arterie of vene occlusies.
Interacties
Bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten neemt de kans op bloedingen toe, in het bijzonder tijdens de eerste dagen na start van de behandeling of na een doseringswijziging.
Bij gelijktijdig gebruik van acetylsalicylzuur (ook in lage dosering), andere trombocytenaggregatieremmers, glucocorticosteroïden of selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's) neemt het risico op gastro-intestinale complicaties toe; gelijktijdig gebruik met andere NSAID's vermijden.
Bij gelijktijdig gebruik met ciclosporine of tacrolimus de nierfunctie controleren.
Bij ouderen, volumeverlies incl. diureticumgebruik, of een gestoorde nierfunctie kan door de combinatie met een RAAS-remmer de nierfunctie verder achteruit gaan, met kans op acuut nierfalen; de patiënt dient goed gehydrateerd te zijn en de noodzaak tot controle van de nierfunctie dient periodiek bekeken te worden.
Het effect van bloeddrukverlagende middelen (RAAS-remmers, β-blokkers en diuretica) kan worden verminderd.
Bij gelijktijdig gebruik met fluconazol (een sterke CYP2C9-remmer) de dosering van parecoxib verlagen.
Wees bedacht op verhoogde plasmaspiegels van CYP2C19 substraten (bv. fenytoïne, diazepam, imipramine) en CYP2D6 substraten met een smalle therapeutische breedte (bv. flecaïnide, propafenon, metoprolol).
Parecoxib kan de plasmaspiegel van lithium verhogen.
De plasmaspiegel van methotrexaat kan toenemen, waardoor toxische verschijnselen kunnen ontstaan.
Interacties
Bij gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten kan de protrombinetijd verlengd zijn; aangezien ernstige -soms fatale- bloedingen zijn opgetreden (m.n. bij ouderen) dient de protrombinetijd (INR) te worden gecontroleerd, in het bijzonder gedurende de eerste dagen of na wijziging van de dosering celecoxib. Ook bij combinatie met nieuwe anticoagulantia is voorzichtigheid geboden.
Het risico op gastro-intestinale complicaties, zoals ulcera, is vergroot bij gelijktijdig gebruik met acetylsalicylzuur (zelfs in lage doses voor cardiovasculaire profylaxe), met glucocorticoïden, of met alcohol.
Bij gelijktijdig gebruik met ciclosporine of tacrolimus de nierfunctie controleren.
Bij patiënten met een verminderde nierfunctie (bv. ouderen, gedehydreerde patiënten of patiënten die diuretica gebruiken) neemt het risico op -meestal reversibele– nierinsufficiënte toe bij gelijktijdig gebruik van een ACE-remmer of type 1 angiotensine II-antagonist (AT1-antagonist).
NSAID's kunnen het effect van bloeddrukverlagende middelen verminderen.
Celecoxib kan de plasmaspiegel van lithium verhogen.
Celecoxib remt CYP2D6, daardoor kunnen de plasmaconcentraties van bv. dextromethorfan en metoprolol stijgen. Celecoxib wordt zelf voornamelijk gemetaboliseerd door CYP2C9; bij gelijktijdig gebruik met een krachtige CYP2C9-remmer als fluconazol kan de plasmaspiegel van celecoxib aanzienlijk toenemen en moet de helft van de aanbevolen dosering celecoxib worden toegepast. Het gelijktijdig gebruiken van CYP2C9-inductoren als rifampicine, carbamazepine en barbituraten kan de plasmaspiegel van celecoxib verlagen.
Zwangerschap
Parecoxib passeert de placenta.
Teratogenese: Epidemiologisch onderzoek suggereert dat gebruik van NSAID's in de vroege fase van de zwangerschap meer kans geeft op een miskraam, cardiale malformatie en gastroschisis. In dierproeven is een verhoogd pre- en post-implantatie verlies, embryo-foetale letaliteit en een verhoogde incidentie van malformaties gezien.
Farmacologisch effect: Bij gebruik tijdens het 3e trimester zijn nadelige farmacologische effecten bij de moeder mogelijk zoals weeënremming en verlenging van de bloedingstijd en bij de foetus voortijdige sluiting van de ductus arteriosus Botalli (vernauwing in het 2e trimester), pulmonale hypertensie, bloedstollingsstoornis met als gevolg bloeding, gestoorde nierfunctie of nierinsufficiëntie met oligohydramnie (vanaf week 20).
Advies: Gebruik wordt ontraden in het 1e en 2e trimester; controleer als parecoxib op zeer strikte indicatie toch langdurig of in een hoge dosering wordt gebruikt (zoals bij reumatoïde artritis), regelmatig, vanaf 20 weken, de hoeveelheid vruchtwater en het ongeboren kind (en staak de behandeling bij afname van het volume). Gebruik is gecontra-indiceerd in het 3e trimester.
Vruchtbaarheid: Het gebruik van een NSAID kan door een effect op de ovulatie de conceptiekans verkleinen en wordt ontraden bij vrouwen die zwanger willen worden. Dit effect is reversibel na staken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Epidemiologisch onderzoek suggereert dat gebruik van NSAID's in de vroege fase van de zwangerschap het risico van miskramen, cardiale malformaties en gastroschisis vergroot. In dierproeven is een verhoogd pre- en post-implantatie verlies, embryo-foetale letaliteit en een verhoogde incidentie van malformaties (aan elkaar vastgegroeide ribben en sternebrae, ventrikelseptumdefecten, hernia diaphragmatica) gezien.
Farmacologisch effect: Bij gebruik tijdens het 3e trimester zijn farmacologische effecten mogelijk, zoals weeënremming en bij de foetus voortijdige sluiting van de ductus arteriosus Botalli (vernauwing in het 2e trimester), pulmonale hypertensie of bloedstollingsstoornis met als gevolg bloeding. Tijdens het 2e en 3e trimester kunnen (ook kort na aanvang van de behandeling) foetale nierfunctiestoornissen of nierinsufficiëntie optreden, met mogelijk afname van het vruchtwatervolume of oligohydramnie (vanaf week 20); deze effecten zijn meestal reversibel na staken van de behandeling.
Advies: Gebruik wordt ontraden in het 1e en 2e trimester; controleer als celecoxib op zeer strikte indicatie toch langdurig of in een hoge dosering wordt gebruikt (zoals bij reumatoïde artritis), regelmatig, vanaf 20 weken, de hoeveelheid vruchtwater en het ongeboren kind (en staak de behandeling bij afname van het volume). Gebruik is gecontra-indiceerd in het 3e trimester.
Vruchtbaarheid: Het gebruik van een NSAID kan door een effect op de ovulatie de conceptiekans verkleinen en wordt ontraden bij vrouwen die zwanger willen worden. Dit effect is reversibel na staken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: Parecoxib bevat een sulfonamidegroep in de chemische structuur, die mogelijk leidt tot een verhoogde kans op kernicterus en bloedingen.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding wordt ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate.
Advies: Gebruik is waarschijnlijk veilig.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor sulfonamiden in de anamnese;
- voorgeschiedenis van ernstige allergische geneesmiddelreacties, vooral ernstige huidreacties, zoals Stevens-Johnsonsyndroom, DRESS-syndroom, toxische epidermale necrolyse of erythema multiforme;
- optreden van bronchospasmen, urticaria, angio-oedeem, neuspoliepen of rinitis na gebruik van acetylsalicylzuur of andere NSAID's;
- actief ulcus pepticum of gastro-intestinale bloeding;
- inflammatoire darmaandoeningen;
- ernstige leverfunctiestoornissen (serumalbumine < 25 g/l of Child-Pughscore ≥ 10);
- congestief hartfalen (NYHA-klasse II–IV);
- pijnbestrijding na een coronaire bypass-operatie (CABG);
- ischemische hartziekte, perifeer arterieel vaatlijden en/of cerebrovasculaire aandoeningen.
Contra-indicaties
- actief ulcus pepticum of gastro-intestinale bloeding;
- optreden van astma-aanval, urticaria, angio-oedeem, neuspoliepen of rinitis na gebruik van acetylsalicylzuur of andere NSAID's;
- inflammatoire darmaandoeningen;
- ernstig gestoorde leverfunctie (serumalbumine < 25 g/l of Child-Pughscore ≥ 10);
- ernstig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min);
- congestief hartfalen (NYHA-klasse II–IV). Aangetoonde ischemische hartziekte, perifeer arterieel en/of cerebrovasculair lijden;
- overgevoeligheid voor sulfonamiden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij ouderen, alcoholgebruik en voorgeschiedenis van gastro-intestinale aandoeningen, vanwege meer kans op gastro-intestinale complicaties zoals perforaties, ulcera, bloedingen.
Wees voorzichtig bij een matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9), ernstige nierfunctiestoornis, dehydratie, hypertensie, (predispositie tot) oedeem en bij risicofactoren voor cardiovasculaire ziekte (o.a. diabetes mellitus, hyperlipidemie, roken). Parecoxib is in verband gebracht met meer kans op cardiovasculaire complicaties.
Bij de eerste tekenen van huiduitslag, mucosale laesies of andere tekenen van overgevoeligheid de behandeling staken, aangezien ernstige en soms fatale huidreacties met parecoxib zijn gemeld (zie Contra-indicaties). De incidentie hiervan is met valdecoxib (metaboliet van parecoxib) hoger dan met andere COX-2 selectieve NSAID's.
Direct na toediening van parecoxib zijn gevallen van ernstige hypotensie gemeld.
Parecoxib kan de symptomen van een infectie maskeren.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vooraf: alleen na zorgvuldige afweging gebruiken bij patiënten met significante risicofactoren voor cardiovasculaire voorvallen (o.a. hypertensie, diabetes mellitus, hyperlipidemie, roken): NSAID's en coxib's worden in verband gebracht met een verhoogd risico op cardiovasculaire en trombotische voorvallen; de exacte behandelduur waarbij dit verhoogde risico optreedt is niet vastgesteld. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met meer kans op gastro-intestinale complicaties en bij ouderen, matige leverfunctiestoornissen (Child-Pughscore 7–9), ernstige nierfunctiestoornissen, bij een voorgeschiedenis van hartfalen, ischemische hartziekten, verminderde linkerventrikelfunctie of hypertensie, bij oedeem en andere condities die tot vochtretentie leiden en bij patiënten waarvan bekend is dat het langzame CYP2C9-metaboliseerders zijn.
Controle: de bloeddruk controleren voor en tijdens de behandeling met celecoxib.
Staken: ernstige, mogelijk fatale leverreacties kunnen optreden, gewoonlijk binnen een maand na starten van de behandeling. Bij gebruik van celecoxib zijn overgevoeligheidsreacties en ernstige, soms fatale, huidreacties opgetreden; in de meeste gevallen beginnend in de eerste maand van de behandeling. Bij de eerste tekenen van huiduitslag, mucosale laesies of andere tekenen van overgevoeligheid de behandeling staken. Overgevoeligheid voor sulfonamiden vermeerdert de kans op huidreacties.
Diverse: vanwege het ontbreken van een effect op de trombocytenaggregatie zijn COX-2-selectieve middelen geen vervanging van acetylsalicylzuur voor cardiovasculaire profylaxe. Celecoxib is niet onderzocht bij een leeftijd < 18 jaar.
Overdosering
Parecoxib is een prodrug van valdecoxib. Dit wordt niet verwijderd door hemodialyse. Vanwege de hoge eiwitbinding van valdecoxib is diurese of het alkaliseren van de urine mogelijk niet effectief. Voor symptomen en behandeling zie Toxicologie of Vergiftigingen.
Eigenschappen
NSAID. Parecoxib is een prodrug van valdecoxib. Valdecoxib is in het therapeutische doseringsbereik een cyclo-oxygenase-2 (COX-2)-selectieve remmer en heeft geen invloed op de trombocytenaggregatie. Werking: binnen 23–29 minuten, maximaal binnen 2 uur. Werkingsduur: is afhankelijk van de dosis en kan variëren van 6 tot > 12 uur.
Kinetische gegevens
Overig | Parecoxib wordt na toediening via hydrolyse in de lever omgezet in het farmacologisch actieve valdecoxib. De volgende kinetische parameters betreffen valdecoxib. |
T max | i.v. ca. 30 min; i.m. ca. 1 uur. |
V d | ca. 0,79 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 98%. |
Metabolisering | in de lever door o.a. CYP3A4 en CYP2C9 en door glucuronidering van het sulfonamidedeel. Bij ouderen (m.n. vrouwen) en bij een gestoorde leverfunctie kan de klaring van valdecoxib zijn verminderd. |
Eliminatie | met de urine als metaboliet (ca. 70% inactief), < 5% onveranderd valdecoxib. |
T 1/2el | ca. 8 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
NSAID. In het therapeutische doseringsbereik (200–400 mg per dag) is celecoxib een oraal actieve cyclo-oxygenase-2-(COX-2-)selectieve remmer. Bij deze doses is bij mensen geen statistisch significante remming van COX-1 vastgesteld (bepaald als ex vivo remming van tromboxaanvorming (TxB2)). Bij hogere doses is een dosisafhankelijk effect op de vorming van TxB2 waargenomen.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | 2–3 uur, inname met een vetrijke maaltijd vertraagt de absorptie met ca. 1 uur. |
Eiwitbinding | ca. 97%. Steady-state-concentraties worden na 5 dagen bereikt. |
Metabolisering | in de lever, vnl. door hydroxylering in inactieve metabolieten. |
Eliminatie | met de urine als metabolieten. |
T 1/2el | 8–12 uur. Bij ouderen (m.n. bij vrouwen) bij matige leverinsufficiëntie is een verhoogde plasmaspiegel gezien (en waarschijnlijk ook bij poor CYP2C9-metabolizers). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
parecoxib hoort bij de groep coxib's.
Groepsinformatie
celecoxib hoort bij de groep coxib's.