Samenstelling
Feiba XGVS Baxalta Innovations
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 10 ml + toebehoren
Dit poeder heeft een factor VIII-inhibitor 'bypassing activity' (= FEIBA-activiteit) van 500 IE. Bevat een mengsel van stollingsfactoren II (protrombine), IX en X, voornamelijk in niet-geactiveerde vorm; verder factor VIII-coagulant-antigeen (F VIII C:Ag) in een concentratie van 0,1 IE/1 IE FEIBA en geactiveerd factor VII.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 20 ml + toebehoren
Dit poeder heeft een factor VIII-inhibitor 'bypassing activity' (= FEIBA-activiteit) van 1000 IE. Bevat een mengsel van stollingsfactoren II (protrombine), IX en X, vnl. in niet-geactiveerde vorm; verder factor VIII-coagulant-antigeen (F VIII C:Ag) in een concentratie van 0,1 IE/1 IE FEIBA en geactiveerd factor VII.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Hemlibra XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 30 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,4 ml, flacon 1 ml
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 150 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,4 ml, flacon 0,7 ml, flacon 1 ml, flacon 2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Profylaxe met subcutaan emicizumab is minstens even effectief in het voorkomen van bloedingen bij ernstige hemofilie A zonder remmers, als profylactische behandeling met intraveneus factor VIII (elke 2–3 dagen) zonder een toename van de ongunstige effecten. Ook als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten zonder remmers tegen stollingsfactor VIII met matig-ernstige ziekte met een ernstig fenotype voor bloedingen voldoet emicizumab aan de stand van de wetenschap en praktijk. Profylaxe met emicizumab heeft in die groep tevens een gelijke waarde ten opzichte van profylaxe met factor VIII. De s.c.-toediening van emicizumab (1×/week, 1×/2 weken óf 1×/4 weken) heeft een groter gebruiksgemak en kan van voordeel zijn voor patiënten die slecht perifeer te prikken zijn of zelf niet in staat zijn de reguliere intraveneuze profylaxe met factor VIII toe te dienen. De langetermijnervaring met emicizumab is relatief beperkt, met factor VIII is die ruim. Zie voor meer informatie over de behandeling van hemofilie de richtlijn Hemofilie op hematologienederland.nl.
- ZIN-rapport 2020 emicizumab Hemlibra® als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten met ernstige hemofilie A zonder remmers tegen factor VIII
- ZIN-rapport 2023 emicizumab Hemlibra® als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten met ernstige hemofilie A zonder remmers met een ernstig fenotype voor bloedingen
Indicaties
- Behandeling van bloedingen bij hemofilie A met remmers.
- Behandeling van bloedingen bij hemofilie B met remmers, als geen andere specifieke behandeling mogelijk is.
- Behandeling van bloedingen bij patiënten zonder hemofilie met verworven antistoffen tegen factor VIII.
- Profylaxe van bloedingen bij patiënten met hemofilie A met remmers die een ernstige bloeding hebben gehad of een hoog risico hebben op zo'n bloeding.
Indicaties
Profylaxe van bloedingen bij patiënten met hemofilie A
- met remmers tegen stollingsfactor VIII;
- zonder remmers tegen stollingsfactor VIII met:
- ernstige ziekte (Factor VIII < 1%)
- matig ernstige ziekte (Factor VIII ≥ 1% en ≤ 5%) met een ernstig fenotype voor bloedingen.
Doseringen
De dosering is afhankelijk van de ernst van de hemostatische stoornis, de plaats en omvang van de bloeding en de klinische toestand van de patiënt. Richtlijn dosering: 50–100 IE per kg lichaamsgewicht. Maximale eenmalige dosering van 100 IE/kg per keer en max. 200 IE/kg per dag, tenzij de ernst van de bloeding een hogere dosis rechtvaardigt.
De aangegeven doseringen zijn onderzocht bij patiënten met hemofilie A en bij patiënten zonder hemofilie met verworven antistoffen tegen factor VIII en zijn niet specifiek onderzocht in een populatie van hemofilie B patiënten.
Spontane bloedingen in gewricht, spier of weke delen
Volwassenen en kinderen
Lichte tot matige bloedingen: 50–75 IE/kg lichaamsgewicht iedere 12 uur tot aan vermindering van pijn en zwelling of tot aan mobilisatie van het gewricht; ernstige bloedingen (bv. retroperitoneale bloedingen): 100 IE/kg lichaamsgewicht iedere 12 uur.
Spontane bloedingen van de slijmvliezen
Volwassenen en kinderen
50 IE/kg lichaamsgewicht iedere 6 uur, onder controle van de bloedingsplaats en herhaalde hematocrietbepalingen, zo nodig te verhogen tot 100 IE/kg. Max. 200 IE/kg per dag.
Andere ernstige, spontane bloedingen
Volwassenen en kinderen
(Bv. bloedingen van het centrale zenuwstelsel): 100 IE/kg lichaamsgewicht iedere 12 uur, zo nodig de tweede gift na 6 uur geven. Geef echter max. 200 IE/kg per dag en geef dit middel totdat de klinisch toestand duidelijk verbeterd is.
Operatieve ingrepen
Volwassenen en kinderen
Begindosering: 100 IE/kg lichaamsgewicht preoperatief. Vervolgens (zowel peri-operatief als postoperatief) na 6–12 uur 50–100 IE/kg lichaamsgewicht, en dit zo nodig iedere 6–12 uur herhalen. Bepaal de dosis, het toedieningsinterval en duur van de peri- en postoperatieve behandeling individueel, op geleide van de operatieve ingreep, de algemene conditie van de patiënt en de klinische werkzaamheid. Geef max. 200 IE/kg per dag.
Profylaxe van bloedingen bij hemofilie A met een hoge inhibitortiter tijdens immuuntolerantie inductie (ITI)
Volwassenen en kinderen
Doseringsrange: 50–100 IE/kg lichaamsgewicht 2×/dag, totdat de factor VIII-inhibitortiter is gedaald tot < 2 Bethesda Eenheid (BE).Geactiveerd protrombinecomplex mag gelijktijdig worden toegediend met factor VIII.
Profylaxe van bloedingen bij hemofilie A met een hoge inhibitortiter en frequente bloedingen na gefaalde ITI of als ITI niet overwogen wordt
Volwassenen en kinderen
70–100 IE/kg lichaamsgewicht om de dag. Zo nodig de dosering verhogen tot 100 IE/kg lichaamsgewicht per dag of, zo nodig deze geleidelijk verlagen.
Toediening
- Infundeer met een maximale toedieningssnelheid van 2 IE/kg per minuut.
Doseringen
Behandeling met 'bypassing agents', zoals geactiveerd protrombinecomplex of geactiveerd eptacog α, de dag vóór de toediening van emicizumab staken. Profylaxe met FVIII kan gedurende de eerste 7 dagen van de behandeling met emicizumab worden voorgezet.
Profylaxe van bloedingen bij hemofilie A
Volwassenen en kinderen ≥ 1 jaar
s.c.: aanbevolen oplaaddosis: 3 mg/kg 1×/week gedurende de eerste 4 weken. Onderhoudsdosering: 1,5 mg/kg 1×/week of 3 mg 1×/2 weken of 6 mg 1×/4 weken. Per injectie maximaal 2 ml injectievloeistof toedienen en de verschillende concentraties van emicizumab (30 mg/ml en 150 mg/ml) niet combineren in dezelfde injectiespuit.
Bij ouderen (≥ 65 jaar) en bij een licht verminderde nierfunctie of een licht verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over gebruik bij een matig verminderde nier- of leverfunctie en geen gegevens bij een leeftijd > 77 jaar of bij een ernstig verminderde nier- of leverfunctie.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen tot 1 dag vóór de volgende geplande dosis; er mag geen dubbele dosis toegediend worden.
Toediening
- Subcutaan toedienen in dij, buik of achterkant van de bovenarm (bovenarm voor verzorger of medisch personeel). Niet injecteren in gebieden waar de huid rood, beschadigd, pijnlijk of verhard is of in moedervlekken of littekens.
- Patiënten > 7 jaar, mogen na de juiste training en voorlichting het middel in principe zelf (of door hun mantelzorger laten) toedienen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): overgevoeligheid. Duizeligheid, hoofdpijn. Hypotensie. Huiduitslag, . Positieve resultaten bij serologische testen op hepatitis B.
Verder zijn gemeld: anafylactische reactie. Ischemisch CVA (van trombotische of van embolische origine). Trombose (veneus of arterieel), embolie, hypertensie, bloeddrukdaling, blozen. Diffuse intravasale stolling (DIS), verhoging van inhibitortiter. Slaperigheid, dysgeusie, paresthesie, hypo-esthesie. Myocardinfarct, tachycardie. Bronchospasme, dyspneu, piepen, hoesten, longembolie. Braken, diarree, misselijkheid, abdominaal ongemak. Urticaria, jeuk, angio-oedeem. Koude rillingen, koorts, warmtegevoel, malaise, borstkaspijn, borstongemak, pijn op de injectieplaats.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Artralgie. Reactie op de injectieplaats (erytheem, pijn, jeuk).
Vaak (1-10%): diarree. Myalgie. Koorts. Huiduitslag, urticaria.
Soms (0,1-1%): trombotische microangiopathie (bij combinatie met geactiveerd protrombinecomplex in een dosering > 100 E/kg lichaamsgewicht per dag gedurende 24 uur of langer) met als symptomen trombocytopenie, microangiopathische hemolytische anemie en acute nierschade zonder ernstige deficiëntie van de ADAMTS13-activiteit. Sinus cavernosus-trombose. Oppervlakkige tromboflebitis. Huidnecrose, angio-oedeem. Verminderde werkzaamheid door ontwikkeling van remmers (antilichamen) tegen emicizumab.
Interacties
Niet gebruiken in combinatie met systemische antifibrinolytica zoals tranexaminezuur vanwege een mogelijke verhoging van de kans op trombose door remming van het fibrinolytische systeem. Bij gelijktijdige toediening een interval van ten minste 6–12 uur aanhouden na toediening van geactiveerd protrombinecomplex.
Bij combinatie met emicizumab de patiënt extra controleren op symptomen van trombotische microangiopathie (TMA) en trombo-embolie. Er is trombotische microangiopathie en trombose gemeld bij deze combinatie ter behandeling van een doorbraakbloeding; veiligheid en werkzaamheid van deze combinatie zijn onbekend.
Combinatie met recombinant factor VIIa wordt niet aanbevolen vanwege meer kans op een trombotisch of trombo-embolisch incident.
Interacties
Behandeling van bloedingen met 'bypassing agents', zoals geactiveerd protrombinecomplex (aPCC) of geactiveerd eptacog α (rFVIIa), de dag vóór de toediening van emicizumab staken. Bij toepassing van 'bypassing agents', zoals aPCC of rFVIIa, moet de dosering van deze middelen veelal worden verlaagd tijdens en gedurende 6 maanden na de toepassing van emicizumab, doordat emicizumab het stollingspotentieel verhoogt en vanwege de lange halfwaardetijd van emicizumab. Bij patiënten die emicizumab ontvangen het gebruik van aPCC bij voorkeur vermijden; als een alternatief niet beschikbaar is, is de maximale aanvangsdosis van aPCC 50 E/kg lichaamsgewicht met laboratoriumcontroles (incl. maar niet beperkt tot controle van nieren, trombocytenaantal en controle op trombose) vanwege meer kans op trombotische micro-angiopathie (TMA) en trombo-embolie. Als een bloeding niet onder controle komt met een aanvangsdosis van 50 E/kg aPCC controleer dan middels laboratoriumonderzoek op TMA en trombo-embolie en verifieer de bloeding voordat de toediening van aPCC wordt herhaald. Gedurende de eerste 24 uur is de maximale totale dosis aPCC 100 E/kg; weeg het risico op TMA en trombo-embolie zorgvuldig af tegen het risico op bloeding als overwogen wordt meer aPCC toe te dienen dan het maximum van 100 E/kg. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
De ervaring met gelijktijdig gebruik van antifibrinolytica (bv. tranexaminezuur) met aPCC of geactiveerd eptacog α (rFVIIa) bij patiënten die profylaxe met emicizumab ontvangen is beperkt; houd rekening met de mogelijkheid van het optreden van trombotische aandoeningen.
Wees voorzichtig bij combinatie met middelen die het risico op trombotische microangiopathie verhogen, zoals ciclosporine, kinine, tacrolimus.
Interacties kunnen nog enige tijd na staken van emicizumab optreden vanwege de lange halfwaardetijd.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Eventuele overdracht van het parvovirus B19 kan een zeer ernstige infectie geven van de foetus.
Zwangerschap
Teratogenese: Onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 6 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Humaan IgG wordt echter wel uitgescheiden in de moedermelk. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Als er alternatieve therapeutische mogelijkheden zijn:
- diffuse intravasale stolling (DIS);
- acute trombose of embolie (waaronder myocardinfarct).
Contra-indicaties
- Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege het risico op trombotische en trombo-embolische complicaties (incl. DIS, veneuze trombose, longembolie, myocardinfarct, CVA) na de toediening controleren op het optreden van diffuse intravasale stolling (DIS), acute coronaire ischemie of tekenen van arteriële of veneuze trombotische of trombo–embolische verschijnselen. Bij klinisch significante verandering van de bloeddruk, hartslag, dyspneu, pijn op de borst of hoesten de toediening onmiddellijk staken en overgaan tot diagnostische testen en therapeutische behandeling. Geef dit middel alleen na zorgvuldige afweging van het risico bij een toegenomen kans op trombo-embolische complicaties zoals: bij postoperatieve immobilisatie, bij neonaten of ouderen, of wanneer de voorgeschiedenis een coronaire hartaandoening, leveraandoening, DIS of trombose (arterieel of veneus) vermeldt. Hoge doses verhogen het risico. Bij de eerste tekenen van trombose of trombo-embolie de behandeling staken.
Patiënten met hemofilie met verworven antistoffen of met verworven antistoffen tegen stollingsfactoren kunnen zowel een neiging tot bloeden als meer kans op trombose hebben.
Er zijn geen algemeen aanvaarde laboratoriumtesten beschikbaar om het effect van de behandeling te meten. Stollingstesten laten gewoonlijk alleen een kleine vermindering zien die niet noodzakelijkerwijs samenhangt met de klinische werkzaamheid. Daarom wordt het verhogen van de dosis om de waarden uit de stollingstesten te normaliseren sterk afgeraden; dit verhoogt het risico op DIS door overdosering.
Controleer bij onvoldoende respons het trombocytenaantal omdat voldoende functionele trombocyten nodig zijn voor de werkzaamheid.
Bij optreden van overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken en zo nodig de gebruikelijke behandeling instellen. Symptomen zoals lokale reacties (urticaria, jeuk, angio-oedeem), beklemming op de borst, piepende ademhaling, hypotensie of misselijkheid kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Als geactiveerd protrombinecomplex opnieuw wordt overwogen na een (vermoede) overgevoeligheid, het voordeel zorgvuldig afwegen tegen het risico.
Het risico van overdracht van met bloed overdraagbare infectieuze agentia kan niet worden uitgesloten. De inactivering van virussen en prionen tijdens het productieproces is beperkt effectief tegen niet-omhulde virussen (Parvovirus B19); daarom het plasma alleen op strikte indicatie toedienen bij immunodeficiëntie, toegenomen erytropoëse of tijdens de zwangerschap.
Toediening van hoge doses geactiveerd protrombinecomplex kan tijdelijk verhoging van passief getransfereerde hepatitis B-oppervlakte-antilichamen geven; dit kan resulteren in een onterecht positief resultaat bij de interpretatie van de serologische testen . Daarnaast kan na toediening een tijdelijke stijging van de titer van verschillende passief overgedragen erytrocytenantigenen in het bloed, zoals A, B, D, interfereren met serologische testen op antistoffen tegen rode bloedcellen, zoals de antiglobulinetest (Coombs-test).
Er is weinig informatie over de toepassing als profylaxe tegen bloedingen bij hepatitis B, vanwege de zeldzaamheid van deze ziekte.
Bij ouderen is er weinig informatie uit de klinische studies verricht met geactiveerd protrombinecomplex.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium, in de injectievloeistof, bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Trombotische microangiopathie en trombo-embolie: Indien toepassing van geactiveerd protrombinecomplex (aPCC) noodzakelijk is (dit wordt bij voorkeur vermeden, zie rubriek interacties) de patiënt controleren op symptomen van trombotische microangiopathie (TMA) en trombo-embolie. Bij combinatie met aPCC in een hoeveelheid van meer dan 100 E/kg lichaamsgewicht per dag gedurende 24 uur of langer zijn veelal reversibele ernstige trombotische aandoeningen en TMA gemeld; bij toepassing van geactiveerd eptacog α is dit nog niet gemeld. Bij optreden van TMA of trombo-embolie de toediening van aPCC direct staken en de behandeling met emicizumab onderbreken; deze eventueel hervatten na volledig herstel. Houd er rekening mee dat vanwege de lange halfwaardetijd van emicizumab het onderbreken ervan mogelijk niet direct effect heeft. Wees extra voorzichtig bij een verhoogd risico op TMA (zoals een voorgeschiedenis of familie-anamnese van TMA) of gebruik van geneesmiddelen met een hoger risico op TMA. Zie ook de rubriek Interacties.
Neutraliserende antistoffen: Bij klinische tekenen van verlies van werkzaamheid de oorzaak hiervan direct onderzoeken; overweeg andere behandelopties bij vermoeden van antistoffen tegen emicizumab.
Emicizumab beïnvloedt stollingstesten (sterk verkorte stollingstijd) op basis van de intrinsieke stollingsroute (zoals geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT), Bethesda-assays (stollingsgebaseerd) voor FVIII-remmertiters, 'one stage', aPTT-gebaseerde, enkelvoudige factortesten, aPTT-gebaseerde geactiveerde proteïne C-resistentie (APC-R) of geactiveerde stollingstijd (ACT)). De uitslagen van deze testen mogen daarom niet worden gebruikt om bijvoorbeeld de activiteit van emicizumab te monitoren of de titer van factor VIII-remmers te meten. Gezien de lange halfwaardetijd kunnen de effecten op genoemde stollingstesten tot een half jaar na de laatste dosis aanhouden. Stollingstesten die niet door emicizumab worden beïnvloed: Bethesda assays (bovien chromogeen) voor FVIII-remmertiters, trombinetijd (TT), 'one stage', protrombinetijd-gebaseerde, enkelvoudige factortesten, chromogeen gebaseerde enkelvoudige factortesten anders dan FVIII, immuungebaseerde testen (zoals ELISA, turbidimetrische methoden), genetische testen van stollingsfactoren (zoals factor V Leiden, Protrombine 20210).
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 1 jaar, ouderen > 77 jaar, een ernstig verminderde nier- of leverfunctie. Tevens is geen informatie beschikbaar bij combinatie met immuuntolerantie-inductie. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet formeel beoordeeld in de perioperatieve setting; in klinische onderzoeken is profylactisch gebruik van emicizumab gecontinueerd tijdens de operatie.
Overdosering
Symptomen
Arteriële en veneuze trombotische en trombo-embolische incidenten (incl. DIS, myocardinfarct, veneuze trombose, longembolie).
Neem voor meer informatie over een overdosering met geactiveerd protrombinecomplex contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Hypercoagulabiliteit.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met emicizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Geactiveerd protrombinecomplex bevat diverse stollingsfactoren, bereid uit humaan vers plasma. Het bevat de stollingsfactoren II, IX en X, voornamelijk in niet-geactiveerde vorm, factor VII in geactiveerde vorm (VIIa) en het antigeen van factor VIII; factor VIII-coagulant-antigeen (F VIII C:Ag). Het werkingsmechanisme van dit complex van factoren is nog niet exact bekend. Mogelijk spelen specifieke bestanddelen van het complex, nl. protrombine (factor II) en geactiveerd factor X (factor Xa) een rol. Naast protrombine en factor Xa bevat dit complex van factoren, nog andere eiwitten van het protrombine-complex die ook de hemostase bij hemofiliepatiënten met inhibitoren kunnen faciliteren. Dit preparaat kan een bloeding beheersen door inductie van en het faciliteren van de trombinevorming, een proces waarbij de vorming van het protrombinase-complex cruciaal is. Dit laatste complex is een belangrijke 'target site' voor dit geactiveerde protrombinecomplex. Mogelijk oefent het verder zijn werking uit op een niveau in de stollingscascade verder dan factor VIII, om de vorming van fibrine en hemostase te bewerkstelligen.
Eigenschappen
Gehumaniseerd monoklonaal antilichaam, IgG4, bereid via DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van de Chinese hamster. Emicizumab vormt een brug tussen geactiveerde factor IX en X om zo de functie van de ontbrekende geactiveerde factor VIII te herstellen. Dit is nodig voor een effectieve hemostase. Emicizumab versterkt of induceert niet de ontwikkeling van directe remmers tegen factor VIII, doordat het geen structurele relatie of sequentiehomologie met factor VIII heeft.
Kinetische gegevens
F | 80–93%. |
V d | 0,15 l/kg. |
Metabolisering | waarschijnlijk door lysosomale proteolyse. |
T 1/2el | ca. 27 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
protrombinecomplex (geactiveerd) hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
emicizumab hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk