Samenstelling
RoActemra XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 10 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 180 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,9 ml (= 162 mg), wegwerpspuit 0,9 ml (= 162 mg)
Tofidence XGVS Aanvullende monitoring Biogen Netherlands
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 10 ml, 20 ml
Tyenne XGVS Aanvullende monitoring Fresenius Kabi Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 10 ml, 20 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 180 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,9 ml (= 162 mg), wegwerpspuit 0,9 ml (= 162 mg)
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Bimzelx XGVS Aanvullende monitoring UCB Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 160 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1 ml, wegwerpspuit 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Tociluzumab komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Bij kinderen vanaf 2 jaar met systemische juveniele idiopatische artritis (sJIA) met overwegend systemische ziekteactiviteit en onvoldoende reactie op systemische corticosteroïden, vormt tocilizumab een alternatief voor het in richtlijnen genoemde offlabel-gebruik van anakinra. Bij patiënten met sJIA met actieve artritis (met en zonder systemische kenmerken) en met onvoldoende respons op, of intolerantie voor NSAID's, systemische corticosteroïden en methotrexaat, is van tocilizumab een gunstig effect aangetoond; voor de behandeling van methotrexaat-naïeve patiënten zijn onvoldoende klinische onderzoeksgegevens.
Volgens het standpunt van de NVR Plaatsbepaling tocilizumab bij de behandeling van Giant Cell Arteritis (GCA) (september 2018) is er een indicatie voor tocilizumab bij de behandeling van GCA indien er een indicatie is voor een glucocorticoïd-sparend middel met onvoldoende respons op MTX of bij contra-indicaties voor -dan wel bijwerkingen van MTX.
De behandeling van volwassenen met COVID-19 met een mild beloop in de eerstelijnszorg, bestaat zo nodig uit symptoombestrijding met paracetamol (voorkeur) of een NSAID. Start bij een matig ernstig of zeer ernstig beloop in de tweedelijnszorg met dexamethason, naast optimale ondersteunende zorg en tromboseprofylaxe. Voeg tocilizumab toe bij een matig ernstig beloop bij CRP ≥ 75 mg/l en noodzaak tot hoge zuurstofsuppletie, of bij een zeer ernstig beloop binnen 24 uur na opname op de IC (indien niet eerder gestart).
Advies
Geef bij psoriasis altijd een indifferent middel als basisbehandeling. Overweeg een dikke schilferlaag te behandelen met een ontschilferingsmiddel vóór start van de lokale medicamenteuze behandeling. Start bij volwassenen bij laesies op de romp of extremiteiten met een klasse-3-corticosteroïd en bij laesies in lichaamsplooien of gelaat met een klasse-2-corticosteroïd. Combineer dit bij onvoldoende effect met een lokaal vitamine-D-analoog. Als een remissie of het maximaal haalbare behandeldoel is bereikt, blijft minder frequente of minder intensieve onderhoudsbehandeling vaak nodig. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Bimekizumab is een optie als inductie- of onderhoudsbehandeling voor patiënten met matige tot ernstige chronische plaque-psoriasis, indien foto(chemo)therapie en conventionele systemische behandelingen ontoereikend of gecontra-indiceerd zijn, of niet worden verdragen. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
Zie voor de medicamenteuze behandeling van arthritis psoriatica de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Zie voor de behandeling van Hidradenitis suppurativa (HS) de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Indicaties
- Matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis (RA) in combinatie met methotrexaat of als monotherapie (indien methotrexaat niet verdragen wordt of niet geschikt is) bij volwassenen met ontoereikende respons op of intolerantie voor één of meerdere andere 'disease modifying antirheumatic drugs' (DMARD’s) of TNF-α-blokkers;
- Ernstige, actieve en progressieve reumatoïde artritis (RA) in combinatie met methotrexaat of als monotherapie (indien methotrexaat niet verdragen wordt of niet geschikt is) bij volwassenen die niet eerder werden behandeld met methotrexaat;
- Actieve systemische juveniele idiopatische artritis (sJIA) in combinatie met methotrexaat of als monotherapie (indien methotrexaat niet verdragen wordt of niet geschikt is) bij patiënten ≥ 1 jaar met onvoldoende respons op eerdere behandeling met NSAID's en systemische corticosteroïden;
- Juveniele idiopathische polyartritis (pJIA), reumafactor positief of negatief en uitgebreide oligoartritis, in combinatie met methotrexaat of als monotherapie (indien methotrexaat niet verdragen wordt of niet geschikt is) bij patiënten ≥ 2 jaar met onvoldoende respons op eerdere behandeling met methotrexaat;
- Giant Cell Arteritis (GCA, reuscelarteriitis) bij volwassenen;
- Ernstig of levensbedreigend cytokine-release syndrome (CRS), geïnduceerd door chimerische antigeenreceptor (CAR) T- cellen bij volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar.
- 'Coronavirus disease 2019' (COVID-19) bij volwassenen die systemische corticosteroïden krijgen en die aanvullende zuurstof of mechanische beademing nodig hebben.
Voor 'biosimilar' producten (Tofidence, Tyenne) kunnen de indicaties afwijken, raadpleeg de officiële productinformatie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Matige tot ernstige plaque-psoriasis bij volwassenen die in aanmerking komen voor systemische therapie.
- Actieve arthritis psoriatica, alleen of in combinatie met methotrexaat, bij volwassenen die één of meer therapieën met DMARD's niet verdragen of hierop onvoldoende respons geven.
- Actieve axiale spondylartritis (axSpA):
- Spondylitis ankylopoetica (AS, röntgenologische axiale spondylartritis) bij volwassenen met onvoldoende respons op conventionele behandeling of die deze niet verdragen;
- Niet-röntgenologische axiale spondylartritis (nr-axSpA) met objectieve tekenen van ontsteking in de vorm van verhoogd C-reactief proteïne (CRP) en/of MRI-bewijs bij volwassenen met onvoldoende respons op NSAID's of die deze niet verdragen.
- Actieve matige tot ernstige hidradenitis suppurativa (HS, acne inversa) bij volwassenen met een onvoldoende respons op conventionele systemische HS-therapie
Gerelateerde informatie
Doseringen
De behandeling niet beginnen bij een actieve infectie en bij een absoluut aantal neutrofielen (ANC) < 2,0 × 10⁹/l .
Reumatoïde artritis
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus: 8 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie gedurende 1 uur 1×/4 weken, max. 800 mg per infusie.
Subcutaan (pen of wegwerpspuit): 162 mg 1×/week.
Bij leverenzymafwijkingen: bij ALAT/ASAT > 1–3× ULN, de dosering DMARD's (methotrexaat) aanpassen indien aangewezen; bij aanhoudende stijging binnen dit bereik de dosering tocilizumab verlagen tot 4 mg/kg lichaamsgewicht (infuus) of 162 mg 1×/2 weken (subcutaan). Een alternatief is de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de enzymspiegels zijn genormaliseerd en dan herstarten met 4 mg/kg of indien klinisch verantwoord, 8 mg/kg (infuus) of herstarten met 162 mg 1×/2 weken of indien klinisch verantwoord, 1×/week (subcutaan). Bij ALAT/ASAT > 3–5× ULN, de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de waarde < 3× ULN is en vervolgens het schema bij > 1–3× ULN hanteren. De behandeling staken bij een ALAT of ASAT > 5× ULN, of herhaaldelijk > 3× ULN.
Bij bloedbeeldafwijkingen: laag absoluut aantal neutrofielen (ANC): bij ANC 0,5–1,0 × 10⁹/l, de behandeling onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 1,0 × 10⁹/l, herstarten met 4 mg/kg en indien klinisch verantwoord verhogen tot 8 mg/kg (infuus) of herstarten met 162 mg 1×/2 weken en indien klinisch verantwoord verhogen tot 1×/week (subcutaan). Laag aantal trombocyten: bij 50–100 × 10⁹/l de behandeling onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 100 × 10⁹/l, herstarten met 4 mg/kg en indien klinisch verantwoord verhogen tot 8 mg/kg (infuus) of herstarten met 162 mg 1×/ 2 weken en indien klinisch verantwoord verhogen tot 1×/ week (subcutaan). De behandeling staken bij een ANC < 0,5 × 10⁹/l of aantal trombocyten < 50 × 10⁹/l.
Systemische juveniele idiopatische artritis (sJIA)
Kinderen ≥ 2 jaar
Intraveneus: 8 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie gedurende 1 uur 1×/2 weken bij een lichaamsgewicht van ≥ 30 kg, en 12 mg/kg lichaamsgewicht 1×/2 weken bij een lichaamsgewicht van < 30 kg. Bij elke toediening de dosis berekenen op basis van het lichaamsgewicht.
Kinderen ≥ 1 jaar en lichaamsgewicht ≥ 10 kg
Subcutaan (wegwerpspuit): 162 mg 1×/week bij een lichaamsgewicht van ≥ 30 kg, en 162 mg 1×/2 weken bij een lichaamsgewicht van < 30 kg.
Kinderen ≥ 12 jaar
Subcutaan (pen): 162 mg 1×/week bij een lichaamsgewicht van ≥ 30 kg, en 162 mg 1×/2 weken bij een lichaamsgewicht van < 30 kg.
Bij leverenzymafwijkingen: bij ALAT of ASAT > 1–3× ULN de dosering methotrexaat aanpassen, indien aangewezen; bij aanhoudende stijging binnen dit bereik de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de enzymspiegels zijn genormaliseerd; bij ALAT of ASAT > 3–5× ULN de dosering methotrexaat aanpassen, indien aangewezen, en de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de waarde < 3× ULN is en vervolgens het schema bij > 1–3× ULN hanteren. Staak behandeling bij een ALAT of ASAT > 5× ULN.
Bij bloedbeeldafwijkingen: laag absoluut aantal neutrofielen: bij ANC 0,5–1,0 × 10⁹/l, de behandeling met tocilizumab onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 1,0 × 10⁹ hervatten. Laag aantal trombocyten: bij 50–100 × 10⁹/l de dosering methotrexaat aanpassen, indien aangewezen en de behandeling met tocilizumab onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 100 × 10⁹/l hervatten. De behandeling staken bij een ANC < 0,5 × 10⁹/l of aantal trombocyten < 50 × 10⁹/l.
Juveniele idiopathische polyartritis (pJIA)
Kinderen ≥ 2 jaar
intraveneus: 8 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie gedurende 1 uur 1×/4 weken bij een lichaamsgewicht ≥ 30 kg, en 10 mg/kg lichaamsgewicht gedurende 1 uur 1×/4 weken bij een lichaamsgewicht < 30 kg.
Subcutaan (wegwerpspuit): 162 mg 1×/2 weken bij lichaamsgewicht ≥ 30 kg, en 162 mg 1×/3 weken bij lichaamsgewicht < 30 kg.
Kinderen ≥ 12 jaar
Subcutaan (pen): 162 mg 1×/ 2 weken bij een lichaamsgewicht van ≥ 30 kg, en 162 mg 1×/3 weken bij een lichaamsgewicht van < 30 kg.
Bij leverenzymafwijkingen: bij ALAT of ASAT > 1–3× ULN de dosering methotrexaat aanpassen, indien aangewezen; bij aanhoudende stijging binnen dit bereik de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de enzymspiegels zijn genormaliseerd; bij ALAT of ASAT > 3–5× ULN de dosering methotrexaat aanpassen, indien aangewezen en de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de waarde < 3× ULN is en vervolgens het schema bij > 1–3× ULN hanteren. De behandeling staken bij een ALAT of ASAT > 5× ULN.
Bij bloedbeeldafwijkingen: laag absoluut aantal neutrofielen: bij ANC 0,5–1,0 × 10⁹/l, de behandeling met tocilizumab onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 1,0 × 10⁹ hervatten. Laag aantal trombocyten: bij 50–100 × 10⁹/l de dosering methotrexaat aanpassen en de behandeling met tocilizumab onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 100 × 10⁹/l hervatten. De behandeling staken bij een ANC < 0,5 × 10⁹/l of aantal trombocyten < 50 × 10⁹/l.
Giant cell arteriitis (GCA, reuscelarteriitis)
Volwassenen (incl. ouderen)
subcutaan (pen of wegwerpspuit) 162 mg 1×/week in combinatie met een afbouwende glucocorticoïdenbehandeling en als monotherapie na staken van de glucocorticoïden.
Bij leverenzymafwijkingen: bij ALAT/ASAT > 1–3× ULN, de dosering immunomodulerende middelen aanpassen, indien aangewezen; bij aanhoudende stijging binnen dit bereik, de dosering tocilizumab verlagen naar 162 mg 1×/2 weken (subcutaan) of behandeling met tocilizumab onderbreken tot de enzymspiegels zijn genormaliseerd. Dan herstarten met 162 mg 1×/week of 1×/2 weken. Bij ALAT/ASAT > 3–5× ULN, de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de waarde < 3× ULN is en vervolgens het schema bij > 1–3× ULN hanteren. De behandeling staken bij een ALAT of ASAT > 5× ULN, of herhaaldelijk > 3× ULN.
Bij bloedbeeldafwijkingen: laag absoluut aantal neutrofielen (ANC): bij ANC 0,5–1,0 × 10⁹/l, de behandeling onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 1,0 × 10⁹/l, hervatten met 162 mg 1×/2 weken en indien klinisch verantwoord verhogen tot 1×/week. Laag aantal trombocyten: bij 50–100 × 10⁹/l de behandeling onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 100 × 10⁹/l, hervatten met 162 mg 1×/2 weken en indien klinisch verantwoord verhogen tot 1×/week. De behandeling staken bij een ANC < 0,5 × 10⁹/l of aantal trombocyten < 50 × 10⁹10⁹/l.
Cytokine-release syndrome (CRS)
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 2 jaar
intraveneus: 8 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie gedurende 1 uur bij een lichaamsgewicht ≥ 30 kg, en 12 mg/kg lichaamsgewicht gedurende 1 uur bij een lichaamsgewicht < 30 kg. Het kan alleen, of in combinatie met corticosteroïden worden gegeven. Als er geen klinische verbetering optreedt na de eerste dosis, mogen er maximaal 3 extra doses worden gegeven, elk met een interval van ten minste 8 uur. Doseringen > 800 mg per infusie worden niet aanbevolen.
COVID-19
Volwassenen
intraveneus: Volgens de fabrikant eenmalig 8 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie gedurende 1 uur. Als er geen klinische verbetering optreedt mag er 1 extra dosis worden gegeven na ten minste 8 uur. Bij meer dan 100 kg lichaamsgewicht, maximaal 800 mg per infusie. Volgens SWAB i.v. eenmalig 600 mg naast behandeling met dexamethason. Zie voor advies over toepassing van tocilizumab rubriek 4.1.6 (IL-6 remmers) in de richtlijn COVID-19 op richtlijnendatabase.nl.
Bij leverenzymafwijkingen: volgens de fabrikant wordt starten van de behandeling ontraden bij ALAT/ASAT ≥ 10× ULN.
Bij bloedbeeldafwijkingen: volgens de fabrikant wordt starten van de behandeling ontraden bij ANC < 1 × 10⁹/l of aantal trombocyten < 50 × 10⁹/l.
Verminderde nierfunctie: Bij een licht verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een matig tot ernstig verminderde nierfunctie kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseringsaanbeveling worden gedaan vanwege het ontbreken van gegevens.
Bij overstappen van intraveneuze naar subcutane toediening, de eerste subcutane dosis toedienen op het tijdstip van volgende geplande intraveneuze toediening.
Bij een gemiste subcutane dosis binnen 7 dagen voor de geplande volgende dosis: bij gebruik 1×/week de gemiste dosis op het volgende geplande tijdstip toedienen, bij gebruik 1×/2 weken of 1×/3 weken de gemiste dosis meteen toedienen en de volgende dosis op het geplande tijdstip.
Toediening intraveneus
- Het concentraat voor infusie verdunnen met fysiologisch zout tot 100 ml voor volwassenen en kinderen ≥ 30 kg lichaamsgewicht; tot 50 ml voor kinderen < 30 kg lichaamsgewicht; toedienen in één uur.
Toediening subcutaan
- De voorgevulde pen niet gebruiken bij kinderen < 12 jaar vanwege het potentiële risico van intramusculaire injectie doordat het weefsel van de onderhuid dunner is.
- De aanbevolen injectieplaatsen (buik, dijbeen, bovenarm) afwisselen. Niet toedienen in moedervlekken, littekens of gebieden waar de huid gevoelig, gekneusd, rood, hard of beschadigd is.
Doseringen
Plaque-psoriasis
Volwassenen (incl. ouderen)
s.c. 320 mg (2 injecties van elk 160 mg) 1× in week 0, 4, 8, 12, 16 en daarna 1× elke 8 weken. Indien na 16 weken nog geen respons is opgetreden, overwegen de behandeling te staken. Voor sommige patiënten met een lichaamsgewicht ≥ 120 kg die niet volledig psoriasisvrij zijn in week 16, kan 320 mg elke 4 weken na week 16 mogelijk een betere behandelrespons geven.
Actieve arthritis psoriatica
Volwassenen (incl. ouderen)
s.c. 160 mg 1×/ 4 weken. Indien na 16 weken nog geen respons is opgetreden, overwegen de behandeling te staken. Bij gelijktijdige matige tot ernstige plaque psoriasis, schema bij plaque psoriasis aanhouden. Bij onvoldoende respons in de gewrichten na 16 weken, overwegen om over te schakelen op s.c. 160 mg 1×/4 weken.
Axiale spondylartritis
Volwassenen (incl. ouderen)
s.c. 160 mg 1×/4 weken. Indien na 16 weken nog geen respons is opgetreden, overwegen de behandeling te staken.
Hidradenitis suppurativa
Volwassenen
s.c. 320 mg (2 injecties van elk 160 mg) elke 2 weken tot week 16, vervolgens 320 mg elke 4 weken. Indien na 16 weken nog geen respons is opgetreden, overwegen de behandeling te staken.
Verminderde lever- of nierfunctie: dosisaanpassingen worden niet nodig geacht op basis van de farmacokinetiek.
Toediening
- De voorgevulde spuit of pen niet schudden;
- Subcutaan injecteren in het bovenbeen, de buik of de bovenarm;
- Wissel injectielocaties af en niet toedienen in gebieden waar de huid gevoelig, rood of verhard is, blauwe plekken heeft of is aangedaan door psoriasis. Injecteer niet twee keer achter elkaar op dezelfde plek.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): reacties op de injectieplaats bij subcutane toediening (o.a. erytheem, zwelling, hematoom, pijn, jeuk), bovensteluchtweginfectie, hypercholesterolemie.
Vaak (1-10%): cellulitis, pneumonie, orale herpes simplex, herpes zoster, ulceraties in de mond, buikpijn, gastritis, infusiereacties tijdens of binnen 24 uur na infusie (huiduitslag, jeuk, urticaria, hoofdpijn), duizeligheid, stijging van leverenzymwaarden, stijging totaal bilirubine, gewichtstoename, overgevoeligheidsreacties (veelal bij de tweede tot de vijfde infusie), hypertensie, leukopenie, neutropenie, hypofibrinogenemie, perifeer oedeem, conjunctivitis, hoesten, dyspneu. Bij toepassing bij COVID-19: urineweginfecties, misselijkheid, obstipatie, diarree, angst, slapeloosheid, hypertensie, hypokaliëmie en stijging van ALAT en ASAT.
Soms (0,1-1%): diverticulitis, stomatitis, maagulcus, hypertriglyceridemie, nefrolithiase, hypothyroïdie.
Zelden (0,01-0,1%): anafylaxie (fataal), Stevens-Johnsonsyndroom, leverschade, hepatitis, geelzucht.
Zeer zelden (< 0,01%): pancytopenie, leverfalen.
Verder zijn gemeld: opportunistische infecties, sepsis, bacteriële artritis, complicatie van diverticulitis (peritonitis, lagere gastro-intestinale perforatie, fistel, abces).
Bepaalde bijwerkingen zijn bij patiënten sJIA of pJIA vaker gemeld dan bij volwassenen, zoals hoofdpijn, nasofaryngitis en daling van het aantal neutrofielen; minder vaak stijging van de cholesterolconcentratie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie.
Vaak (1-10%): orale candidiase (zeer vaak bij ouderen ≥ 65 j. met plaque-psoriasis), tinea-infectie, oorontsteking, herpes-simplexinfectie, orofaryngeale candidiase, gastro-enteritis, folliculitis, vulvovaginale mycotische infectie (waaronder vulvovaginale candidiasis). Hoofdpijn. Huiduitslag, eczeem, acne. Injectieplaatsreacties (roodheid, oedeem, pijn, zwelling, hematoom), vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): mucosale en cutane candidiase (waaronder oesofageale candidiase), conjunctivitis. Neutropenie. Inflammatoire darmziekte.
Interacties
Tijdens behandeling geen levende en levend verzwakte vaccins geven, vaccinaties verrichten voorafgaand aan de behandeling met tocilizumab.
Tot enkele weken na het staken van de behandeling wordt de door IL-6 verlaagde expressie van hepatische enzymen (CYP1A2, CYP2C9, CYP3A4) genormaliseerd. Van geneesmiddelen die door deze enzymen worden omgezet (o.a. dexamethason, atorvastatine, calciumantagonisten, theofylline, fenytoïne, ciclosporine, benzodiazepinen) kan het nodig zijn dat bij starten of staken van tocilizumab de dosering wordt aangepast.
Combinatie met TNF-α blokkerende middelen en andere biologicals wordt niet aanbevolen wegens het gebrek aan ervaring
Interacties
Geef geen levend verzwakte vaccins tijdens de behandeling met bimekizumab. Verricht vaccinaties voorafgaand aan de behandeling.
Een klinisch relevant effect op CYP450-substraten met een smalle therapeutische index kan niet worden uitgesloten. De vorming van enkele CYP450-enzymen wordt onderdrukt door verhoogde niveaus van cytokinen tijdens chronische ontsteking. Behandelingen voor ontsteking, zoals bimekizumab, zou kunnen leiden tot normalisatie van CYP450-niveaus met bijbehorende lagere blootstelling aan CYP450-gemetaboliseerde geneesmiddelen.
Zwangerschap
Monoklonale antilichamen passeren geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bijna 300 gevolgde zwangerschappen laten geen verhoogd risico zien op aangeboren afwijkingen na blootstelling rondom de conceptie en/of het 1e trimester. Bij dieren veroorzaakten hoge doses een toename van de kans op spontane abortus.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Volgens de productinformatie dient een vruchtbare vrouw adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 3 maanden na staken van de therapie. Bij kinderwens adviseert de NVR in de richtlijn Biologicals (2011) de behandeling met tocilizumab 6 maanden vóór het staken van de anticonceptie te stoppen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor directe of indirecte schadelijke effecten.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient effectieve anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende ten minste 17 weken na de laatste dosis.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van tocilizumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- actieve, ernstige infecties met uitzondering van COVID-19.
Contra-indicaties
- actieve infectie van klinische betekenis (zoals actieve tuberculose).
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij RA, pJIA en sJIA
- Infecties: niet toedienen bij een actieve, ernstige infectie. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van terugkerende of chronische infecties of bij onderliggende aandoeningen die predisponerend kunnen zijn voor infecties (bv. diverticulitis, diabetes en interstitiële longziekte).
- Tuberculose: voor aanvang van de behandeling, screenen op tuberculose; latente tuberculose eerst behandelen voordat behandeling met tocilizumab kan worden begonnen. Instrueer patiënt om medisch advies te vragen als gedurende of na de behandeling klachten optreden (bv. aanhoudende hoest, gewichtsverlies, lichte koorts) die kunnen wijzen op een tuberculose-infectie.
- Bij ontwikkeling van sepsis of vermoeden van acute tuberculose, anafylactische reacties, ernstige overgevoeligheidsreacties of ernstige infusiegerelateerde reacties de behandeling staken. Bij symptomen van een allergische reactie na subcutane toediening dient de patiënt of ouder/voogd onmiddellijk medische hulp te zoeken. Bij optreden van ernstige infecties de behandeling onderbreken totdat de infectie onder controle is.
- Wees voorzichtig bij een actieve leveraandoening of -insufficiëntie, en bij een voorgeschiedenis van chronische of recidiverende infecties, of aandoeningen die predisponeren voor infecties (bv. diverticulitis of intestinale ulcera, diabetes of astma).
- Levertoxiciteit: voorbijgaande of intermitterende lichte en matige stijgingen van levertransaminasen zijn vaak gemeld. Ernstig geneesmiddel-geïnduceerde leverschade, waaronder acuut leverfalen, hepatitis en geelzucht zijn waargenomen, 2 weken tot meer dan 5 jaar na start behandeling. Gevallen van acuut leverfalen zijn gemeld waarbij een levertransplantatie nodig was. Bij symptomen van leverschade dient de patiënt onmiddellijk medische hulp te zoeken. Wees voorzichtig bij starten bij ALAT- of ASAT-waarden > 1,5× ULN. Niet starten bij > 5× ULN. Controleer elke 4–8 weken gedurende de eerste 6 maanden en daarna elke 12 weken. Voor de aanbevolen dosisaanpassingen, inclusief staken zie Dosering.
- Hematologische afwijkingen: controleer het absolute neutrofielen aantal (ANC) en het aantal trombocyten voor aanvang van de behandeling; start niet bij een ANC < 2 × 10⁹/l. Wees voorzichtig bij aantal trombocyten < 100 × 10⁹/l. Controleer bij RA het aantal neutrofielen ook 4–8 weken na start van de medicatie en daarna zo nodig; bij sJIA en PJIA bij de tweede toediening en daarna periodiek; staak de behandeling bij een ANC < 0,5 × 10⁹/l of bij een aantal van trombocyten < 50 × 10⁹/l. Zie voor dosisaanpassingen ook Doseringen.
- Bepaal lipidenparameters 4–8 weken na aanvang van de behandeling; stijging van lipideparameters waaronder totaal cholesterol, LDL, HDL en triglyceriden, zijn waargenomen.
- Gevallen van diverticulaire perforatie als complicatie van diverticulitis zijn soms gemeld. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van intestinale ulcera of diverticulitis. Laat de patiënt direct contact opnemen bij nieuwe abdominale symptomen zoals aanhoudende pijn met koorts.
- Bij een sJIA-patiënt kan zich het macrofaagactivatiesyndroom (MAS) ontwikkelen; tocilizumab is niet onderzocht bij patiënten tijdens een episode van een actief MAS.
- Virale reactivatie (bv. hepatitis B-virus) kan optreden bij behandeling met een biological.
- Tijdens de behandeling kunnen zich antilichamen tegen tocilizumab ontwikkelen.
- Het risico op maligniteiten is verhoogd bij patiënten met RA. Immunomodulerende geneesmiddelen, zoals tocilizumab, vermeerderen de kans op maligniteiten.
- Gebruik als monotherapie bij acute relapsen van GCA is niet toegestaan; de werkzaamheid is niet vastgesteld.
- Onderzoeksgegevens: tocilizumab is niet onderzocht bij patiënten met matig tot ernstige nierfunctiestoornis, bij deze patiënten de nierfunctie nauwlettend controleren. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet onderzocht bij een verminderde leverfunctie en kinderen < 1 jaar. Bij pJIA is verlaging van de dosis van tocilizumab vanwege afwijkingen in laboratoriumonderzoek niet onderzocht.
Bij COVID-19
- Niet toedienen aan COVID-19-patiënten die geen systemische corticosteroïden krijgen, omdat een toename van overlijden in deze subgroep niet kan worden uitgesloten
- Infecties: niet toedienen bij een andere gelijktijdige actieve, ernstige infectie. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van terugkerende of chronische infecties of bij onderliggende aandoeningen die predisponerend kunnen zijn voor infecties (bv. diverticulitis, diabetes en interstitiële longziekte).
- Levertoxiciteit: Controleer ALAT-/ASAT-waarden. Niet toedienen bij verhoogde ALAT- of ASAT-waarden boven 10× ULN.
- Hematologische afwijkingen: Controleer aantal neutrofielen en trombocyten. Niet toedienen bij ANC < 1 × 10⁹/l of een aantal trombocyten van < 50 × 10⁹/l.
- De werkzaamheid is niet vastgesteld bij patiënten die geen verhoogde CRP-waarden hebben.
Waarschuwingen en voorzorgen
Het risico op infecties is verhoogd, zoals bovensteluchtweginfecties en orale candidiase. Wees voorzichtig bij patiënten met een chronische infectie of een voorgeschiedenis van recidiverende infectie. Niet starten bij patiënten met een klinisch belangrijke actieve infectie tot de infectie is verdwenen of voldoende is behandeld. Instrueer patiënt een arts te raadplegen bij symptomen die kunnen wijzen op een infectie. Bij optreden van een klinisch belangrijke infectie of geen reactie op de standaardtherapie, behandeling staken en pas hervatten als de infectie is verdwenen.
Een actieve tuberculose (TB)-infectie vóór start van de behandeling uitsluiten en tijdens de behandeling controleren op symptomen van actieve TB. Overweeg anti-TB-therapie vóór start bij patiënten met een voorgeschiedenis van latente of actieve TB waarvan niet zeker is of deze afdoende is behandeld.
Wees voorzichtig bij patiënten met inflammatoire darmziekte. Nieuwe gevallen en exacerbaties van inflammatoire darmziekte zijn gemeld. Bij symptomen of een verergering van de darmziekte, behandeling staken.
Overgevoeligheid: Behandeling direct staken bij ernstige overgevoeligheid of anafylactische reactie; er zijn ernstige overgevoeligheidsreacties inclusief anafylactische reacties gemeld bij IL-17 remmers.
Zeer vaak ontwikkelen zich neutraliserende antilichamen tegen bimekizumab. Er is geen bewijs dat het in verband gebracht kan worden met een gewijzigde klinische respons of een significant gewijzigd veiligheidsprofiel.
Niet onderzocht: De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met bimekizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Tocilizumab is een interleukine-antagonist. Het is een recombinant gehumaniseerd monoklonaal antilichaam van de IgG1-subklasse en bindt specifiek aan oplosbare en membraangebonden IL-6-receptoren (sIL-6R en mIL-6R). IL-6 is een pro-inflammatoire cytokine die betrokken is bij verschillende fysiologische processen (zoals T-cel-activatie, inductie van Ig-secretie en hepatische acutefase-eiwitsynthese en stimulering van hematopoëse) en bij de pathogenese van onder andere inflammatoire ziekten, osteoporose en neoplasie.
Tofidence en Tyenne zijn biosimilars van RoActemra en zijn hiermee in hoge mate vergelijkbaar.
Kinetische gegevens
F | 80% (subcutaan). |
T max | 2,8 dagen (subcutaan). |
V d | ca. 0,1 l/kg bij volwassenen met RA, ca. 0,125 l/kg bij volwassenen met COVID-19, en ca. 0,06 l/kg bij kinderen met sJIA of pJIA. |
T 1/2el | (infuus) = concentratie-afhankelijk: 6–18 dagen bij RA, tot 16 dagen bij sJIA en pJIA. |
T 1/2el | (subcutaan) = 13 dagen voor wekelijkse toediening en 5 dagen voor toediening om de week. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bimekizumab is een interleukineremmer. Het is een gehumaniseerd monoklonaal IgG1/κ-antilichaam. Het bindt selectief, met hoge affiniteit aan IL-17A-, IL-17F- en IL-17AF-cytokinen, wat de interactie ervan met het IL-17RA/IL-17RC-receptorcomplex blokkeert. Verhoogde concentraties IL-17A en IL-17F zijn in verband gebracht met de pathogenese van meerdere immuungemedieerde ontstekingsziekten, waaronder plaque-psoriasis, arthritis psoriatica, axiale spondylartritis en hidradenitis suppurativa. Bimekizumab remt deze pro-inflammatoire cytokinen, wat resulteert in de normalisatie van de ontsteking van de huid en vermindering van plaatselijke en systemische ontsteking.
Kinetische gegevens
F | 70,1% |
T max | 3–4 dagen; de steady-state wordt bereikt na ca. 16 weken met een doseerschema van eens per 4 weken. |
V d | 0,16 l/kg |
Metabolisering | op dezelfde manier als endogeen immunoglobuline via intracellulair katabolisme tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | 23 dagen |
Overig | De voorspelde gemiddelde plasmaconcentratie bij volwassen patiënten ≥ 120 kg was na een subcutane injectie van 320 mg minstens 30% lager dan bij volwassen patiënten die 90 kg wogen. Zie rubriek Doseringen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
tocilizumab hoort bij de groep interleukine-remmers.
- anakinra (L04AC03) Vergelijk
- basiliximab (L04AC02) Vergelijk
- bimekizumab (L04AC21) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- dupilumab (D11AH05) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- mirikizumab (L04AC24) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- sarilumab (L04AC14) Vergelijk
- satralizumab (L04AC19) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- siltuximab (L04AC11) Vergelijk
- spesolimab (L04AC22) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tralokinumab (D11AH07) Vergelijk
- ustekinumab (L04AC05) Vergelijk
Groepsinformatie
bimekizumab hoort bij de groep interleukine-remmers.
- anakinra (L04AC03) Vergelijk
- basiliximab (L04AC02) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- dupilumab (D11AH05) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- mirikizumab (L04AC24) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- sarilumab (L04AC14) Vergelijk
- satralizumab (L04AC19) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- siltuximab (L04AC11) Vergelijk
- spesolimab (L04AC22) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tocilizumab (L04AC07) Vergelijk
- tralokinumab (D11AH07) Vergelijk
- ustekinumab (L04AC05) Vergelijk