Samenstelling
Pyzchiva XGVS Aanvullende monitoring Samsung Bioepis NL
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 90 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml, 1,0 ml
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 26 ml
Stelara XGVS Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 90 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,5 ml, wegwerpspuit 0,5 ml, 1,0 ml, pen 0,5 ml, 1,0 ml
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 26 ml
Uzpruvo XGVS Aanvullende monitoring Centrafarm bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 90 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml, wegwerpspuit 1,0 ml
Wezenla XGVS Aanvullende monitoring Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 90 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,5 ml, wegwerpspuit 0,5 ml, wegwerpspuit 1,0 ml
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 26 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
RoActemra XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 10 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 180 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,9 ml (= 162 mg), wegwerpspuit 0,9 ml (= 162 mg)
Tofidence XGVS Aanvullende monitoring Biogen Netherlands
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 10 ml, 20 ml
Tyenne XGVS Aanvullende monitoring Fresenius Kabi Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 10 ml, 20 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 180 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,9 ml (= 162 mg), wegwerpspuit 0,9 ml (= 162 mg)
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij psoriasis altijd een indifferent middel als basisbehandeling. Overweeg een dikke schilferlaag te behandelen met een ontschilferingsmiddel vóór start van de lokale medicamenteuze behandeling. Start bij volwassenen bij laesies op de romp of extremiteiten met een klasse-3-corticosteroïd en bij laesies in lichaamsplooien of gelaat met een klasse-2-corticosteroïd. Combineer dit bij onvoldoende effect met een lokaal vitamine-D-analoog. Als een remissie of het maximaal haalbare behandeldoel is bereikt, blijft minder frequente of minder intensieve onderhoudsbehandeling vaak nodig. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Ustekinumab een optie als inductie- of onderhoudsbehandeling voor patiënten met matige tot ernstige chronische plaque-psoriasis, indien foto(chemo)therapie en conventionele systemische behandelingen ontoereikend of gecontra-indiceerd zijn, of niet worden verdragen. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
Voor de medicamenteuze behandeling van arthritis psoriatica staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Bij de behandeling van colitis ulcerosa is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. Aminosalicylaten en TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt. Voor mirikizumab is geen plaatsbepaling vastgesteld in de medicamenteuze behandeling van colitis ulcerosa.
Zie richtlijn IBD ustekinumab bij de ziekte van Crohn van de NVMDL op mdl.nl (dec. 2017).
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Tociluzumab komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Bij kinderen vanaf 2 jaar met systemische juveniele idiopatische artritis (sJIA) met overwegend systemische ziekteactiviteit en onvoldoende reactie op systemische corticosteroïden, vormt tocilizumab een alternatief voor het in richtlijnen genoemde offlabel-gebruik van anakinra. Bij patiënten met sJIA met actieve artritis (met en zonder systemische kenmerken) en met onvoldoende respons op, of intolerantie voor NSAID's, systemische corticosteroïden en methotrexaat, is van tocilizumab een gunstig effect aangetoond; voor de behandeling van methotrexaat-naïeve patiënten zijn onvoldoende klinische onderzoeksgegevens.
Volgens het standpunt van de NVR Plaatsbepaling tocilizumab bij de behandeling van Giant Cell Arteritis (GCA) (september 2018) is er een indicatie voor tocilizumab bij de behandeling van GCA indien er een indicatie is voor een glucocorticoïd-sparend middel met onvoldoende respons op MTX of bij contra-indicaties voor -dan wel bijwerkingen van MTX.
De behandeling van volwassenen met COVID-19 met een mild beloop in de eerstelijnszorg, bestaat zo nodig uit symptoombestrijding met paracetamol (voorkeur) of een NSAID. Start bij een matig ernstig of zeer ernstig beloop in de tweedelijnszorg met dexamethason, naast optimale ondersteunende zorg en tromboseprofylaxe. Voeg tocilizumab toe bij een matig ernstig beloop bij CRP ≥ 75 mg/l en noodzaak tot hoge zuurstofsuppletie, of bij een zeer ernstig beloop binnen 24 uur na opname op de IC (indien niet eerder gestart).
Indicaties
- Matige tot ernstige plaquepsoriasis bij volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar met onvoldoende respons op, of een contra-indicatie of een intolerantie voor andere systemische therapieën zoals ciclosporine, methotrexaat en PUVA.
- Actieve arthritis psoriatica, alleen of in combinatie met methotrexaat, bij volwassenen, bij wie de respons op eerdere niet-biologische DMARD-therapie inadequaat is gebleken.
- Matige tot ernstige ziekte van Crohn bij volwassenen met onvoldoende respons op, of een contra-indicatie of een intolerantie voor conventionele therapie of een TNF–α–remmer.
- Matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa bij volwassenen met onvoldoende respons op, of een contra-indicatie of een intolerantie voor conventionele therapie of een biological.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis (RA) in combinatie met methotrexaat of als monotherapie (indien methotrexaat niet verdragen wordt of niet geschikt is) bij volwassenen met ontoereikende respons op of intolerantie voor één of meerdere andere 'disease modifying antirheumatic drugs' (DMARD’s) of TNF-α-blokkers;
- Ernstige, actieve en progressieve reumatoïde artritis (RA) in combinatie met methotrexaat of als monotherapie (indien methotrexaat niet verdragen wordt of niet geschikt is) bij volwassenen die niet eerder werden behandeld met methotrexaat;
- Actieve systemische juveniele idiopatische artritis (sJIA) in combinatie met methotrexaat of als monotherapie (indien methotrexaat niet verdragen wordt of niet geschikt is) bij patiënten ≥ 1 jaar met onvoldoende respons op eerdere behandeling met NSAID's en systemische corticosteroïden;
- Juveniele idiopathische polyartritis (pJIA), reumafactor positief of negatief en uitgebreide oligoartritis, in combinatie met methotrexaat of als monotherapie (indien methotrexaat niet verdragen wordt of niet geschikt is) bij patiënten ≥ 2 jaar met onvoldoende respons op eerdere behandeling met methotrexaat;
- Giant Cell Arteritis (GCA, reuscelarteriitis) bij volwassenen;
- Ernstig of levensbedreigend cytokine-release syndrome (CRS), geïnduceerd door chimerische antigeenreceptor (CAR) T- cellen bij volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar.
- 'Coronavirus disease 2019' (COVID-19) bij volwassenen die systemische corticosteroïden krijgen en die aanvullende zuurstof of mechanische beademing nodig hebben.
Voor 'biosimilar' producten (Tofidence, Tyenne) kunnen de indicaties afwijken, raadpleeg de officiële productinformatie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Plaque psoriasis
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering: s.c. 45 mg, gevolgd door 45 mg na 4 weken en vervolgens 45 mg elke 12 weken. Lichaamsgewicht > 100 kg: s.c. 90 mg, gevolgd door 90 mg na 4 weken en vervolgens 90 mg elke 12 weken. Indien na 28 weken nog geen respons is opgetreden, overwegen de behandeling te staken.
Kinderen ≥ 6 jaar
Lichaamsgewicht < 60 kg: s.c. 0,75 mg/kg lichaamsgewicht gevolgd door 0,75 mg/kg na 4 weken en vervolgens 0,75 mg/kg elke 12 weken. Lichaamsgewicht 60-100 kg: s.c. 45 mg, gevolgd door 45 mg na 4 weken en vervolgens 45 mg elke 12 weken. Lichaamsgewicht > 100 kg: s.c. 90 mg, gevolgd door 90 mg na 4 weken en vervolgens 90 mg elke 12 weken. Indien na 28 weken nog geen respons is opgetreden, overwegen de behandeling te staken.
Arthritis psoriatica
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering: s.c. 45 mg, gevolgd door 45 mg na 4 weken en vervolgens 45 mg elke 12 weken. Lichaamsgewicht > 100 kg: s.c. 90 mg, gevolgd door 90 mg na 4 weken en vervolgens 90 mg elke 12 weken. Indien na 28 weken nog geen respons is opgetreden, overwegen de behandeling te staken.
Ziekte van Crohn, colitis ulcerosa
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering: toedienen als een eenmalige i.v.-infusie: lichaamsgewicht ≤ 55 kg: 260 mg (= 2 flacons), lichaamsgewicht > 55–85 kg: 390 mg (= 3 flacons), lichaamsgewicht > 85 kg: 520 mg (= 4 flacons). Toedienen met een inlooptijd van minimaal 1 uur. Na 8 weken vervolgen met de s.c.-toediening.
Vervolgbehandeling: subcutaan: 8 weken na de intraveneuze startdosis s.c. 90 mg, gevolgd door 90 mg elke 12 weken. Bij onvoldoende klinische respons 8 weken na de eerste subcutane dosis, kan op dat tijdstip een tweede dosis worden gegeven (i.p.v. na 12 weken). Bij verdwijnen van de respons bij toediening elke 12 weken, kan de toedieningsfrequentie worden verhoogd naar elke 8 weken. Indien geen klinische respons optreedt na 16 weken óf 16 weken na overschakelen op de 8-wekelijkse dosis; overwegen de behandeling te staken.
Verminderde nier- of leverfunctie: vanwege onvoldoende gegevens kan geen dosisaanbeveling worden gedaan.
Toediening
- Indien mogelijk bij het toedienen van de s.c.-injectie, huid met psoriasisplekken vermijden;
- Het concentraat voor infusie vóór toediening eerst verdunnen met NaCl-oplossing (0,9%) tot een volume van 250 ml; het infuus toedienen over een tijdsperiode van ten minste één uur.
Doseringen
De behandeling niet beginnen bij een actieve infectie en bij een absoluut aantal neutrofielen (ANC) < 2,0 × 10⁹/l .
Reumatoïde artritis
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus: 8 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie gedurende 1 uur 1×/4 weken, max. 800 mg per infusie.
Subcutaan (pen of wegwerpspuit): 162 mg 1×/week.
Bij leverenzymafwijkingen: bij ALAT/ASAT > 1–3× ULN, de dosering DMARD's (methotrexaat) aanpassen indien aangewezen; bij aanhoudende stijging binnen dit bereik de dosering tocilizumab verlagen tot 4 mg/kg lichaamsgewicht (infuus) of 162 mg 1×/2 weken (subcutaan). Een alternatief is de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de enzymspiegels zijn genormaliseerd en dan herstarten met 4 mg/kg of indien klinisch verantwoord, 8 mg/kg (infuus) of herstarten met 162 mg 1×/2 weken of indien klinisch verantwoord, 1×/week (subcutaan). Bij ALAT/ASAT > 3–5× ULN, de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de waarde < 3× ULN is en vervolgens het schema bij > 1–3× ULN hanteren. De behandeling staken bij een ALAT of ASAT > 5× ULN, of herhaaldelijk > 3× ULN.
Bij bloedbeeldafwijkingen: laag absoluut aantal neutrofielen (ANC): bij ANC 0,5–1,0 × 10⁹/l, de behandeling onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 1,0 × 10⁹/l, herstarten met 4 mg/kg en indien klinisch verantwoord verhogen tot 8 mg/kg (infuus) of herstarten met 162 mg 1×/2 weken en indien klinisch verantwoord verhogen tot 1×/week (subcutaan). Laag aantal trombocyten: bij 50–100 × 10⁹/l de behandeling onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 100 × 10⁹/l, herstarten met 4 mg/kg en indien klinisch verantwoord verhogen tot 8 mg/kg (infuus) of herstarten met 162 mg 1×/ 2 weken en indien klinisch verantwoord verhogen tot 1×/ week (subcutaan). De behandeling staken bij een ANC < 0,5 × 10⁹/l of aantal trombocyten < 50 × 10⁹/l.
Systemische juveniele idiopatische artritis (sJIA)
Kinderen ≥ 2 jaar
Intraveneus: 8 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie gedurende 1 uur 1×/2 weken bij een lichaamsgewicht van ≥ 30 kg, en 12 mg/kg lichaamsgewicht 1×/2 weken bij een lichaamsgewicht van < 30 kg. Bij elke toediening de dosis berekenen op basis van het lichaamsgewicht.
Kinderen ≥ 1 jaar en lichaamsgewicht ≥ 10 kg
Subcutaan (wegwerpspuit): 162 mg 1×/week bij een lichaamsgewicht van ≥ 30 kg, en 162 mg 1×/2 weken bij een lichaamsgewicht van < 30 kg.
Kinderen ≥ 12 jaar
Subcutaan (pen): 162 mg 1×/week bij een lichaamsgewicht van ≥ 30 kg, en 162 mg 1×/2 weken bij een lichaamsgewicht van < 30 kg.
Bij leverenzymafwijkingen: bij ALAT of ASAT > 1–3× ULN de dosering methotrexaat aanpassen, indien aangewezen; bij aanhoudende stijging binnen dit bereik de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de enzymspiegels zijn genormaliseerd; bij ALAT of ASAT > 3–5× ULN de dosering methotrexaat aanpassen, indien aangewezen, en de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de waarde < 3× ULN is en vervolgens het schema bij > 1–3× ULN hanteren. Staak behandeling bij een ALAT of ASAT > 5× ULN.
Bij bloedbeeldafwijkingen: laag absoluut aantal neutrofielen: bij ANC 0,5–1,0 × 10⁹/l, de behandeling met tocilizumab onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 1,0 × 10⁹ hervatten. Laag aantal trombocyten: bij 50–100 × 10⁹/l de dosering methotrexaat aanpassen, indien aangewezen en de behandeling met tocilizumab onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 100 × 10⁹/l hervatten. De behandeling staken bij een ANC < 0,5 × 10⁹/l of aantal trombocyten < 50 × 10⁹/l.
Juveniele idiopathische polyartritis (pJIA)
Kinderen ≥ 2 jaar
intraveneus: 8 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie gedurende 1 uur 1×/4 weken bij een lichaamsgewicht ≥ 30 kg, en 10 mg/kg lichaamsgewicht gedurende 1 uur 1×/4 weken bij een lichaamsgewicht < 30 kg.
Subcutaan (wegwerpspuit): 162 mg 1×/2 weken bij lichaamsgewicht ≥ 30 kg, en 162 mg 1×/3 weken bij lichaamsgewicht < 30 kg.
Kinderen ≥ 12 jaar
Subcutaan (pen): 162 mg 1×/ 2 weken bij een lichaamsgewicht van ≥ 30 kg, en 162 mg 1×/3 weken bij een lichaamsgewicht van < 30 kg.
Bij leverenzymafwijkingen: bij ALAT of ASAT > 1–3× ULN de dosering methotrexaat aanpassen, indien aangewezen; bij aanhoudende stijging binnen dit bereik de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de enzymspiegels zijn genormaliseerd; bij ALAT of ASAT > 3–5× ULN de dosering methotrexaat aanpassen, indien aangewezen en de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de waarde < 3× ULN is en vervolgens het schema bij > 1–3× ULN hanteren. De behandeling staken bij een ALAT of ASAT > 5× ULN.
Bij bloedbeeldafwijkingen: laag absoluut aantal neutrofielen: bij ANC 0,5–1,0 × 10⁹/l, de behandeling met tocilizumab onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 1,0 × 10⁹ hervatten. Laag aantal trombocyten: bij 50–100 × 10⁹/l de dosering methotrexaat aanpassen en de behandeling met tocilizumab onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 100 × 10⁹/l hervatten. De behandeling staken bij een ANC < 0,5 × 10⁹/l of aantal trombocyten < 50 × 10⁹/l.
Giant cell arteriitis (GCA, reuscelarteriitis)
Volwassenen (incl. ouderen)
subcutaan (pen of wegwerpspuit) 162 mg 1×/week in combinatie met een afbouwende glucocorticoïdenbehandeling en als monotherapie na staken van de glucocorticoïden.
Bij leverenzymafwijkingen: bij ALAT/ASAT > 1–3× ULN, de dosering immunomodulerende middelen aanpassen, indien aangewezen; bij aanhoudende stijging binnen dit bereik, de dosering tocilizumab verlagen naar 162 mg 1×/2 weken (subcutaan) of behandeling met tocilizumab onderbreken tot de enzymspiegels zijn genormaliseerd. Dan herstarten met 162 mg 1×/week of 1×/2 weken. Bij ALAT/ASAT > 3–5× ULN, de behandeling met tocilizumab onderbreken tot de waarde < 3× ULN is en vervolgens het schema bij > 1–3× ULN hanteren. De behandeling staken bij een ALAT of ASAT > 5× ULN, of herhaaldelijk > 3× ULN.
Bij bloedbeeldafwijkingen: laag absoluut aantal neutrofielen (ANC): bij ANC 0,5–1,0 × 10⁹/l, de behandeling onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 1,0 × 10⁹/l, hervatten met 162 mg 1×/2 weken en indien klinisch verantwoord verhogen tot 1×/week. Laag aantal trombocyten: bij 50–100 × 10⁹/l de behandeling onderbreken; als de waarde toeneemt tot > 100 × 10⁹/l, hervatten met 162 mg 1×/2 weken en indien klinisch verantwoord verhogen tot 1×/week. De behandeling staken bij een ANC < 0,5 × 10⁹/l of aantal trombocyten < 50 × 10⁹10⁹/l.
Cytokine-release syndrome (CRS)
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 2 jaar
intraveneus: 8 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie gedurende 1 uur bij een lichaamsgewicht ≥ 30 kg, en 12 mg/kg lichaamsgewicht gedurende 1 uur bij een lichaamsgewicht < 30 kg. Het kan alleen, of in combinatie met corticosteroïden worden gegeven. Als er geen klinische verbetering optreedt na de eerste dosis, mogen er maximaal 3 extra doses worden gegeven, elk met een interval van ten minste 8 uur. Doseringen > 800 mg per infusie worden niet aanbevolen.
COVID-19
Volwassenen
intraveneus: Volgens de fabrikant eenmalig 8 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie gedurende 1 uur. Als er geen klinische verbetering optreedt mag er 1 extra dosis worden gegeven na ten minste 8 uur. Bij meer dan 100 kg lichaamsgewicht, maximaal 800 mg per infusie. Volgens SWAB i.v. eenmalig 600 mg naast behandeling met dexamethason. Zie voor advies over toepassing van tocilizumab rubriek 4.1.6 (IL-6 remmers) in de richtlijn COVID-19 op richtlijnendatabase.nl.
Bij leverenzymafwijkingen: volgens de fabrikant wordt starten van de behandeling ontraden bij ALAT/ASAT ≥ 10× ULN.
Bij bloedbeeldafwijkingen: volgens de fabrikant wordt starten van de behandeling ontraden bij ANC < 1 × 10⁹/l of aantal trombocyten < 50 × 10⁹/l.
Verminderde nierfunctie: Bij een licht verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een matig tot ernstig verminderde nierfunctie kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseringsaanbeveling worden gedaan vanwege het ontbreken van gegevens.
Bij overstappen van intraveneuze naar subcutane toediening, de eerste subcutane dosis toedienen op het tijdstip van volgende geplande intraveneuze toediening.
Bij een gemiste subcutane dosis binnen 7 dagen voor de geplande volgende dosis: bij gebruik 1×/week de gemiste dosis op het volgende geplande tijdstip toedienen, bij gebruik 1×/2 weken of 1×/3 weken de gemiste dosis meteen toedienen en de volgende dosis op het geplande tijdstip.
Toediening intraveneus
- Het concentraat voor infusie verdunnen met fysiologisch zout tot 100 ml voor volwassenen en kinderen ≥ 30 kg lichaamsgewicht; tot 50 ml voor kinderen < 30 kg lichaamsgewicht; toedienen in één uur.
Toediening subcutaan
- De voorgevulde pen niet gebruiken bij kinderen < 12 jaar vanwege het potentiële risico van intramusculaire injectie doordat het weefsel van de onderhuid dunner is.
- De aanbevolen injectieplaatsen (buik, dijbeen, bovenarm) afwisselen. Niet toedienen in moedervlekken, littekens of gebieden waar de huid gevoelig, gekneusd, rood, hard of beschadigd is.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): erytheem, pijn op de injectieplaats. Bovensteluchtweginfectie, nasofaryngitis, sinusitis. Duizeligheid, hoofdpijn, vermoeidheid. Spierpijn, rugpijn, gewrichtspijn. Orofaryngeale pijn. Misselijkheid, braken, diarree. Jeuk.
Soms (0,1-1%): Overige reacties op de injectieplaats zoals jeuk, zwelling, hematoom, hemorragie, induratie. Cellulitis, herpes zoster. Vulvovaginale schimmelinfectie. Ondersteluchtweginfectie. Neusverstopping. Infecties van het gebit. Pustuleuze psoriasis, acne. Aangezichtsverlamming. Depressie. Huiduitslag, urticaria, huidexfoliatie. Asthenie.
Zelden (0,01-0,1%): ernstige overgevoeligheidsreacties zoals angio-oedeem en anafylaxie, exfoliatieve dermatitis. Allergische longblaasjesontsteking, eosinofiele pneumonie.
Zeer zelden (< 0,1%): organiserende pneumonie. Bulleus pemfigoïd, cutane lupus erythematodes. Lupusachtig syndroom.
Gemeld zijn: ernstige infusiegerelateerde reacties.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): reacties op de injectieplaats bij subcutane toediening (o.a. erytheem, zwelling, hematoom, pijn, jeuk), bovensteluchtweginfectie, hypercholesterolemie.
Vaak (1-10%): cellulitis, pneumonie, orale herpes simplex, herpes zoster, ulceraties in de mond, buikpijn, gastritis, infusiereacties tijdens of binnen 24 uur na infusie (huiduitslag, jeuk, urticaria, hoofdpijn), duizeligheid, stijging van leverenzymwaarden, stijging totaal bilirubine, gewichtstoename, overgevoeligheidsreacties (veelal bij de tweede tot de vijfde infusie), hypertensie, leukopenie, neutropenie, hypofibrinogenemie, perifeer oedeem, conjunctivitis, hoesten, dyspneu. Bij toepassing bij COVID-19: urineweginfecties, misselijkheid, obstipatie, diarree, angst, slapeloosheid, hypertensie, hypokaliëmie en stijging van ALAT en ASAT.
Soms (0,1-1%): diverticulitis, stomatitis, maagulcus, hypertriglyceridemie, nefrolithiase, hypothyroïdie.
Zelden (0,01-0,1%): anafylaxie (fataal), Stevens-Johnsonsyndroom, leverschade, hepatitis, geelzucht.
Zeer zelden (< 0,01%): pancytopenie, leverfalen.
Verder zijn gemeld: opportunistische infecties, sepsis, bacteriële artritis, complicatie van diverticulitis (peritonitis, lagere gastro-intestinale perforatie, fistel, abces).
Bepaalde bijwerkingen zijn bij patiënten sJIA of pJIA vaker gemeld dan bij volwassenen, zoals hoofdpijn, nasofaryngitis en daling van het aantal neutrofielen; minder vaak stijging van de cholesterolconcentratie.
Interacties
Tijdens therapie met ustekinumab geen levende vaccins toedienen. Vóór vaccinatie met levende virussen of bacteriën moet de therapie 15 weken zijn onderbroken; ná vaccinatie kan de therapie op zijn vroegst na 2 weken worden hervat. Uit onderzoek bij psoriasis bleek langdurige behandeling met ustekinumab de humorale immuunrespons tegen pneumokokkenvaccin en tetanusvaccin niet te onderdrukken.
Bij blootstelling aan ustekinumab in utero, een levend vaccin niet eerder toedienen aan de zuigeling dan ten minste 6 maanden na de geboorte of totdat er geen ustekinumab aantoonbaar is bij de zuigeling. Als er een klinisch voordeel is, eerder toedienen overwegen als bij de zuigeling de ustekunimab-concentratie niet waarneembaar is.
Uit onderzoek bij arthritis psoriatica bleek gelijktijdig gebruik van methotrexaat geen invloed te hebben op de veiligheid of werkzaamheid van ustekinumab. Er zijn geen onderzoeksgegevens van het gelijktijdig gebruik met andere immunosuppressiva (waaronder biologicals) of fototherapie bij psoriasis. Uit onderzoek bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa is niet gebleken dat gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva of corticosteroïden van invloed is op de veiligheid of werkzaamheid van ustekinumab.
Er zijn geen onderzoeksgegevens van het gebruik bij patiënten die immunotherapie tegen allergie ontvangen.
Interacties
Tijdens behandeling geen levende en levend verzwakte vaccins geven, vaccinaties verrichten voorafgaand aan de behandeling met tocilizumab.
Tot enkele weken na het staken van de behandeling wordt de door IL-6 verlaagde expressie van hepatische enzymen (CYP1A2, CYP2C9, CYP3A4) genormaliseerd. Van geneesmiddelen die door deze enzymen worden omgezet (o.a. dexamethason, atorvastatine, calciumantagonisten, theofylline, fenytoïne, ciclosporine, benzodiazepinen) kan het nodig zijn dat bij starten of staken van tocilizumab de dosering wordt aangepast.
Combinatie met TNF-α blokkerende middelen en andere biologicals wordt niet aanbevolen wegens het gebrek aan ervaring
Zwangerschap
Ustekinumab kan vanaf het 2e trimester de placenta passeren. De passage is het hoogst vlak voor de bevalling. De kans op infectie bij de zuigeling kan hierdoor mogelijk de eerste maanden na de geboorte verhoogd zijn.
Teratogenese: Bij de mens relatief weinig gegevens die niet wijzen op meer kans op miskramen/afwijkingen.
Advies: Gebruik ontraden. Als de ziekte rustig is en de kans op opvlamming klein, overwegen om op de helft van de zwangerschap te stoppen om de kans op een lagere afweer bij het kind te verkleinen. Opvlamming van de ziekte kan negatieve gevolgen hebben voor de zwangerschap.
Overig: Bij gebruik tijdens een groot deel van de zwangerschap, geen levend verzwakt vaccin toedienen aan de zuigeling in de eerste maanden na de geboorte (zie ook rubriek Interacties). Fabrikant adviseert een vruchtbare vrouw effectieve anticonceptie te gebruiken tijdens en tot 15 weken na de behandeling.
Zwangerschap
Monoklonale antilichamen passeren geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bijna 300 gevolgde zwangerschappen laten geen verhoogd risico zien op aangeboren afwijkingen na blootstelling rondom de conceptie en/of het 1e trimester. Bij dieren veroorzaakten hoge doses een toename van de kans op spontane abortus.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Volgens de productinformatie dient een vruchtbare vrouw adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 3 maanden na staken van de therapie. Bij kinderwens adviseert de NVR in de richtlijn Biologicals (2011) de behandeling met tocilizumab 6 maanden vóór het staken van de anticonceptie te stoppen.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja, in zeer geringe mate. Ustekinumab is een groot molecuul en komt nauwelijks in de moedermelk terecht. In het maag-darmkanaal van de baby zal het voor een groot deel worden afgebroken.
Farmacologisch effect: Systemische effecten lijken onwaarschijnlijk. Er zijn er in onderzoeken geen nadelige effecten gemeld.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van tocilizumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Klinisch belangrijke actieve infectie.
Contra-indicaties
- actieve, ernstige infecties met uitzondering van COVID-19.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ustekinumab kan mogelijk het infectierisico vergroten en latente infecties (re)activeren. Opportunistische infecties zijn gemeld. Wees voorzichtig bij een chronische infectie, bij een recidiverende infectie in de anamnese en bij ouderen (≥ 65 j.). Tijdens en na behandeling nauwgezet controleren op verschijnselen van tuberculose. Vóór aanvang van de behandeling actieve tuberculose uitsluiten.
Wees voorzichtig bij een maligniteit in de anamnese. Alle patiënten monitoren op het optreden van niet-melanome huidkanker, vooral ouderen > 60 jaar, patiënten met een voorgeschiedenis van verlengde immunosuppressieve therapie of met een voorgeschiedenis van een PUVA-behandeling. Het risico op een maligniteit kan hoger zijn bij psoriasis behandeld met andere biologicals.
Ernstige overgevoeligheidsreacties waaronder infusiegerelateerde reacties, anafylaxie en angio-oedeem zijn gemeld (ook na enkele dagen optredend); bij eerste symptomen van ernstige overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken en een passende therapie instellen. De beschermdop van de wegwerpspuit bevat rubber en kan aanleiding geven tot een allergische reactie bij patiënten die overgevoelig zijn voor latex.
Allergische longblaasjesontsteking, eosinofiele pneumonie en niet-infectieuze organiserende pneumonie zijn gemeld, gekenmerkt door hoesten, dyspneu en interstitiële infiltraten na één tot drie doses, soms leidend tot respiratoir falen en verlengde hospitalisatie. Er is verbetering gemeld na staken en ook, in enkele gevallen, toediening van corticosteroïden. Stop behandeling bij uitsluiten infectie en bevestiging van diagnose en stel gepaste behandeling in.
Exfoliatieve dermatitis, mogelijk klinisch niet te onderscheiden van erytrodermische psoriasis, is gemeld na behandeling met ustekinumab. Patiënten monitoren op het optreden van symptomen van erytrodermische psoriasis of exfoliatieve dermatitis; bij vermoeden van exfoliatieve dermatitis behandeling onmiddellijk staken.
Lupusgerelateerde aandoeningen waaronder cutane lupus erythematodes en lupusachtig syndroom, zijn gemeld. Instrueer patiënt om bij laesies, vooral in aan zonlicht blootgestelde gebieden van de huid of als deze gepaard gaan met artralgie, onmiddellijk medische hulp in te schakelen. Staak ustekinumab bij lupusgerelateerde aandoening en start een passende behandeling.
Er kunnen zich (meestal neutraliserende) antilichamen ontwikkelen. Het wordt in verband gebracht met een verhoogde klaring bij patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, maar er werd bij hen geen verminderde werkzaamheid waargenomen.
Beoordeel regelmatig risicofactoren voor cardiovasculaire ziekten. Cardiovasculaire voorvallen zijn waargenomen bij gebruik van ustekinumab, waaronder myocardinfarct en cerebrovasculair accident.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid van ustekinumab bij de behandeling van plaquepsoriasis bij kinderen < 6 jaar en bij de behandeling van arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen onderzoeksgegevens beschikbaar van het gebruik bij patiënten met een gestoorde nier- of leverfunctie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij RA, pJIA en sJIA
- Infecties: niet toedienen bij een actieve, ernstige infectie. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van terugkerende of chronische infecties of bij onderliggende aandoeningen die predisponerend kunnen zijn voor infecties (bv. diverticulitis, diabetes en interstitiële longziekte).
- Tuberculose: voor aanvang van de behandeling, screenen op tuberculose; latente tuberculose eerst behandelen voordat behandeling met tocilizumab kan worden begonnen. Instrueer patiënt om medisch advies te vragen als gedurende of na de behandeling klachten optreden (bv. aanhoudende hoest, gewichtsverlies, lichte koorts) die kunnen wijzen op een tuberculose-infectie.
- Bij ontwikkeling van sepsis of vermoeden van acute tuberculose, anafylactische reacties, ernstige overgevoeligheidsreacties of ernstige infusiegerelateerde reacties de behandeling staken. Bij symptomen van een allergische reactie na subcutane toediening dient de patiënt of ouder/voogd onmiddellijk medische hulp te zoeken. Bij optreden van ernstige infecties de behandeling onderbreken totdat de infectie onder controle is.
- Wees voorzichtig bij een actieve leveraandoening of -insufficiëntie, en bij een voorgeschiedenis van chronische of recidiverende infecties, of aandoeningen die predisponeren voor infecties (bv. diverticulitis of intestinale ulcera, diabetes of astma).
- Levertoxiciteit: voorbijgaande of intermitterende lichte en matige stijgingen van levertransaminasen zijn vaak gemeld. Ernstig geneesmiddel-geïnduceerde leverschade, waaronder acuut leverfalen, hepatitis en geelzucht zijn waargenomen, 2 weken tot meer dan 5 jaar na start behandeling. Gevallen van acuut leverfalen zijn gemeld waarbij een levertransplantatie nodig was. Bij symptomen van leverschade dient de patiënt onmiddellijk medische hulp te zoeken. Wees voorzichtig bij starten bij ALAT- of ASAT-waarden > 1,5× ULN. Niet starten bij > 5× ULN. Controleer elke 4–8 weken gedurende de eerste 6 maanden en daarna elke 12 weken. Voor de aanbevolen dosisaanpassingen, inclusief staken zie Dosering.
- Hematologische afwijkingen: controleer het absolute neutrofielen aantal (ANC) en het aantal trombocyten voor aanvang van de behandeling; start niet bij een ANC < 2 × 10⁹/l. Wees voorzichtig bij aantal trombocyten < 100 × 10⁹/l. Controleer bij RA het aantal neutrofielen ook 4–8 weken na start van de medicatie en daarna zo nodig; bij sJIA en PJIA bij de tweede toediening en daarna periodiek; staak de behandeling bij een ANC < 0,5 × 10⁹/l of bij een aantal van trombocyten < 50 × 10⁹/l. Zie voor dosisaanpassingen ook Doseringen.
- Bepaal lipidenparameters 4–8 weken na aanvang van de behandeling; stijging van lipideparameters waaronder totaal cholesterol, LDL, HDL en triglyceriden, zijn waargenomen.
- Gevallen van diverticulaire perforatie als complicatie van diverticulitis zijn soms gemeld. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van intestinale ulcera of diverticulitis. Laat de patiënt direct contact opnemen bij nieuwe abdominale symptomen zoals aanhoudende pijn met koorts.
- Bij een sJIA-patiënt kan zich het macrofaagactivatiesyndroom (MAS) ontwikkelen; tocilizumab is niet onderzocht bij patiënten tijdens een episode van een actief MAS.
- Virale reactivatie (bv. hepatitis B-virus) kan optreden bij behandeling met een biological.
- Tijdens de behandeling kunnen zich antilichamen tegen tocilizumab ontwikkelen.
- Het risico op maligniteiten is verhoogd bij patiënten met RA. Immunomodulerende geneesmiddelen, zoals tocilizumab, vermeerderen de kans op maligniteiten.
- Gebruik als monotherapie bij acute relapsen van GCA is niet toegestaan; de werkzaamheid is niet vastgesteld.
- Onderzoeksgegevens: tocilizumab is niet onderzocht bij patiënten met matig tot ernstige nierfunctiestoornis, bij deze patiënten de nierfunctie nauwlettend controleren. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet onderzocht bij een verminderde leverfunctie en kinderen < 1 jaar. Bij pJIA is verlaging van de dosis van tocilizumab vanwege afwijkingen in laboratoriumonderzoek niet onderzocht.
Bij COVID-19
- Niet toedienen aan COVID-19-patiënten die geen systemische corticosteroïden krijgen, omdat een toename van overlijden in deze subgroep niet kan worden uitgesloten
- Infecties: niet toedienen bij een andere gelijktijdige actieve, ernstige infectie. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van terugkerende of chronische infecties of bij onderliggende aandoeningen die predisponerend kunnen zijn voor infecties (bv. diverticulitis, diabetes en interstitiële longziekte).
- Levertoxiciteit: Controleer ALAT-/ASAT-waarden. Niet toedienen bij verhoogde ALAT- of ASAT-waarden boven 10× ULN.
- Hematologische afwijkingen: Controleer aantal neutrofielen en trombocyten. Niet toedienen bij ANC < 1 × 10⁹/l of een aantal trombocyten van < 50 × 10⁹/l.
- De werkzaamheid is niet vastgesteld bij patiënten die geen verhoogde CRP-waarden hebben.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met ustekinumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Humaan IgG1κ-monoklonaal antilichaam dat met hoge affiniteit bindt aan de gemeenschappelijke p40-eiwit-subeenheid van vrij IL-12 en IL-23. IL-12 en IL-23 worden afgegeven door geactiveerde antigeenpresenterende cellen zoals macrofagen en dendritische cellen. IL-12 stimuleert de 'natural killer'-cellen en bevordert de differentiatie van CD4-positieve T-cellen tot het T-helper 1 (Th1)-fenotype. IL-23 induceert de T-helper 17 (Th17)-route. Abnormale regulatie van IL-12 en IL-23 is in verband gebracht met immuungemedieerde aandoeningen zoals psoriasis, arthritis psoriatica, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Ustekinumab oefent zijn werking uit door onderbreking van de Th1- en Th17-cytokineroutes.
Kinetische gegevens
F | ca. 57%. |
T max | s.c. ca. 8½ dag. |
V d | 0,06–0,08 l/kg, groter bij een lichaamsgewicht > 100 kg (s.c.). |
T 1/2el | circa 3 weken (15–32 dagen), korter bij een lichaamsgewicht > 100 kg (s.c.). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tocilizumab is een interleukine-antagonist. Het is een recombinant gehumaniseerd monoklonaal antilichaam van de IgG1-subklasse en bindt specifiek aan oplosbare en membraangebonden IL-6-receptoren (sIL-6R en mIL-6R). IL-6 is een pro-inflammatoire cytokine die betrokken is bij verschillende fysiologische processen (zoals T-cel-activatie, inductie van Ig-secretie en hepatische acutefase-eiwitsynthese en stimulering van hematopoëse) en bij de pathogenese van onder andere inflammatoire ziekten, osteoporose en neoplasie.
Tofidence en Tyenne zijn biosimilars van RoActemra en zijn hiermee in hoge mate vergelijkbaar.
Kinetische gegevens
F | 80% (subcutaan). |
T max | 2,8 dagen (subcutaan). |
V d | ca. 0,1 l/kg bij volwassenen met RA, ca. 0,125 l/kg bij volwassenen met COVID-19, en ca. 0,06 l/kg bij kinderen met sJIA of pJIA. |
T 1/2el | (infuus) = concentratie-afhankelijk: 6–18 dagen bij RA, tot 16 dagen bij sJIA en pJIA. |
T 1/2el | (subcutaan) = 13 dagen voor wekelijkse toediening en 5 dagen voor toediening om de week. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ustekinumab hoort bij de groep interleukine-remmers.
- anakinra (L04AC03) Vergelijk
- basiliximab (L04AC02) Vergelijk
- bimekizumab (L04AC21) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- dupilumab (D11AH05) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- mirikizumab (L04AC24) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- sarilumab (L04AC14) Vergelijk
- satralizumab (L04AC19) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- siltuximab (L04AC11) Vergelijk
- spesolimab (L04AC22) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tocilizumab (L04AC07) Vergelijk
- tralokinumab (D11AH07) Vergelijk
Groepsinformatie
tocilizumab hoort bij de groep interleukine-remmers.
- anakinra (L04AC03) Vergelijk
- basiliximab (L04AC02) Vergelijk
- bimekizumab (L04AC21) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- dupilumab (D11AH05) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- mirikizumab (L04AC24) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- sarilumab (L04AC14) Vergelijk
- satralizumab (L04AC19) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- siltuximab (L04AC11) Vergelijk
- spesolimab (L04AC22) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tralokinumab (D11AH07) Vergelijk
- ustekinumab (L04AC05) Vergelijk