Samenstelling
Nulojix XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 250 mg
Bevat na reconstitutie per ml: belatacept 25 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Benlysta XGVS Aanvullende monitoring GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusie
- Sterkte
- 120 mg, 400 mg
Bevat na oplossen: 80 mg/ml.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor belatacept is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Advies
Belimumab s.c. als toegevoegde therapie bij volwassenen met actieve, auto-antilichaampositieve SLE en een hoge mate van ziekteactiviteit (bv. positief anti-dsDNA en laag complement), ondanks een gebruikelijke behandeling, verhoogt waarschijnlijk (aanzienlijk) de kans op een klinisch relevante afname in SLE-ziekteactiviteit. Het heeft daarmee een therapeutische meerwaarde in vergelijking met de gebruikelijke behandeling. De subcutane en de intraveneuze toedieningsvorm van belimumab hebben op basis van farmacokinetische studies een gelijke therapeutische waarde.
Indicaties
- Profylaxe van transplantaatafstoting bij volwassenen bij een niertransplantatie, in combinatie met corticosteroïden en een mycofenolzuur.
Indicaties
- Toegevoegde therapie bij volwassenen en kinderen vanaf 5 jaar met actieve, auto-antilichaampositieve systemische lupus erythematodes (SLE) met een hoge mate van ziekteactiviteit (bv. positief anti-dsDNA en laag complement), ondanks een standaardbehandeling.
- Actieve lupusnefritis bij volwassenen in combinatie met immunosuppressieve achtergrondbehandelingen.
Doseringen
Het productieproces en het handelsproduct zijn gewijzigd. Hierdoor is een hogere onderhoudsdosering nodig. Deze is nu 6 mg/kg lichaamsgewicht (voor nieuwe gele verpakking) in plaats van 5 mg/kg lichaamsgewicht (voor oude witte verpakking). Het oude en nieuwe product zijn tijdelijk allebei op de markt. Per ongeluk verwisselen van de producten kan leiden tot medicatiefouten met als gevolg over- of onderdosering van belatacept.
Profylaxe van afstoting van niertransplantaat
Volwassenen (incl. ouderen)
Bij start van transplantatie: 10 mg/kg lichaamsgewicht via intraveneuze infusie, op de dag van de transplantatie, voorafgaand aan implantatie, onmiddellijk voorafgaand aan of tijdens de operatie, maar vóór het voltooien van de vasculaire anastomosen van het transplantaat (dag 1); op dag 5, dag 14 en dag 28; aan het einde van week 8 en week 12 na transplantatie. Vanaf het einde van week 16 na transplantatie: 6 mg/kg om de 4 weken (± 3 dagen). Toedienen in combinatie met basiliximab, mycofenolaatmofetil en corticosteroïden.
Bij overstappen van een calcineurineremmer–gebaseerd regime ten minste 6 maanden na transplantatie: 6 mg/kg lichaamsgewicht via intraveneuze infusie elke 2 weken gedurende de eerste 8 weken, daarna 6 mg/kg lichaamsgewicht elke 4 weken. Na start van belatacept calcineurineremmer voortzetten, in afbouwende doses, voor ten minste 4 weken na de infusie van de initiële dosis belatacept. Controleer frequent op acute afstoting, volgens de lokale zorgstandaard, voor ten minste 6 maanden na omzetting op belatacept.
Nierfunctiestoonissen: een dosisaanpassing is niet nodig.
Toediening: verdunde oplossing toedienen met een relatief constante snelheid gedurende 30 minuten.
Doseringen
Houd rekening met het risico van overgevoeligheidsreacties (zie ook Waarschuwingen en voorzorgen); de patiënt gedurende enkele uren onder klinisch toezicht houden, in ieder geval na de eerste twee infusies of de eerste subcutane injectie.
Vóór intraveneuze infusie kan profylactisch een antihistaminicum, met of zonder een antipyreticum, worden gegeven.
Als adjuvans bij systemische lupus erythematodes
Volwassenen
I.v.-infuus: 10 mg/kg op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toedieningen met vierweken interval. De infusieduur is 1 uur; bij het optreden van een infuusreactie de infusiesnelheid verlagen, ernst afhankelijk, of het infuus onderbreken. Indien na 6 maanden behandeling geen verbetering optreedt, overwegen om de behandeling te staken.
S.c.: 200 mg 1×/w. Indien na 6 maanden behandeling geen verbetering optreedt, overwegen om behandeling te staken. Bij overgang van intraveneuze naar subcutane toediening de eerste s.c.-injectie 1–4 weken na de laatste i.v.-dosis geven.
Kinderen ≥ 5 jaar
I.v.-infuus: 10 mg/kg op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toedieningen met vier weken interval. De infusieduur is 1 uur; bij het optreden van een infuusreactie afhankelijk van de ernst de infusiesnelheid verlagen of infuus onderbreken. Indien na 6 maanden behandeling geen verbetering optreedt, overwegen om de behandeling te staken.
Lupusnefritis
Volwassenen
I.v.-infuus: 10 mg/kg op dag 0, 14 en 28, gevolgd door toediening met 4-wekelijkse intervallen. De infusieduur is 1 uur; bij het optreden van een infuusreactie de infusiesnelheid verlagen, ernst afhankelijk, of het infuus onderbreken. Geef in combinatie met corticosteroïden en mycofenolaat of cyclofosfamide voor inductie, of met mycofenolaat of azathioprine voor onderhoud.
S.c.: 400 mg 1×/week gedurende 4 weken, gevolgd door 200 mg 1×/week. Geef in combinatie met corticosteroïden en mycofenolaat of cyclofosfamide voor inductie, of met mycofenolaat of azathioprine voor onderhoud. Bij overgang van intraveneuze naar subcutane toediening, de eerste wekelijkse s.c.-injectie van 200 mg 1–2 weken na de laatste i.v.-dosis geven, op enig moment nadat de eerste 2 i.v.–doses zijn gegeven.
Ouderen: als toediening noodzakelijk wordt geacht is een dosisaanpassing niet nodig.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie. Wees wel voorzichtig bij een ernstig verminderde nierfunctie wegens een gebrek aan gegevens.
Verminderde leverfunctie: de verwachting is dat een dosisaanpassing niet nodig is.
Een gemiste subcutane dosis zo snel mogelijk toedienen en daarna het schema hervatten op de gebruikelijke dag, of met een nieuw schema beginnen vanaf de dag dat de gemiste dosis is toegediend.
Toediening met pen
- subcutaan toedienen in de dij of buik.
- niet injecteren waar de huid gevoelig, gekneusd, rood of hard is.
- bij toediening van 400 mg op dezelfde plaats twee afzonderlijke injecties geven van 200 mg, ten minste 5 cm van elkaar.
Bijwerkingen
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
Acuut ademhalingsnoodsyndroom | Soms |
---|---|
Bloedneus | Vaak |
Bronchiëctasie | Soms |
Bronchopneumopathie | Soms |
Dysfonie | Soms |
Dyspneu | Zeer vaak |
Haemoptysis | Soms |
Hoesten | Zeer vaak |
Hypocapnie | Vaak |
Orofaryngeale blaarvorming | Soms |
Orofaryngeale pijn | Vaak |
Orthopnoea | Vaak |
Pijnlijke ademhaling | Soms |
Pleurale effusie | Soms |
Pneumonitis | Soms |
Pulmonaal oedeem | Vaak |
Pulmonaire hypertensie | Soms |
Slaap apneu syndroom | Soms |
Algemeen en toedieningsplaats
Borstkaspijn | Vaak |
---|---|
Brandend gevoel op de toedieningsplaats | Soms |
Brandend gevoel op toedieningsplaats | Soms |
Fibrose op toedieningsplaats | Soms |
Irritatie op de toedieningsplaats | Soms |
Malaise | Vaak |
Oedeem perifeer | Zeer vaak |
Ontsteking op de toedieningsplaats | Soms |
Pyrexie | Zeer vaak |
Reactie op infuusplaats | Soms |
Ulcus op infuusplaats | Soms |
Vermoeidheid | Vaak |
Vertraagde wondgenezing | Vaak |
Zwelling aangezicht | Soms |
Bloed en lymfestelsel
Agranulocytose | Soms |
---|---|
Anemie | Zeer vaak |
Hemolyse | Soms |
Hypercoagulatie | Soms |
Leukocytose | Vaak |
Leukopenie | Zeer vaak |
Lymfopenie | Vaak |
Monocytopenie | Soms |
Neutropenie | Vaak |
Polycytemie | Vaak |
Trombocytopenie | Vaak |
Zuivere erytrocytaire aplasie | Soms |
Bloedvaten
Angiopathie | Vaak |
---|---|
Arteriële fibrose | Vaak |
Arteriële stenose | Soms |
Arteriële trombose | Soms |
Hematoom | Vaak |
Hypertensie | Zeer vaak |
Hypotensie | Zeer vaak |
Intermitterende claudicatio | Soms |
Lymfokèle | Vaak |
Overmatig blozen | Soms |
Shock | Vaak |
Tromboflebitis | Soms |
Veneuze trombose | Soms |
Congenitaal, familiaal en genetisch
Hydrokèle | Vaak |
---|---|
Hypofosfatasemie | Soms |
Endocrien
Bijnierinsufficiëntie | Soms |
---|---|
Cushingoïd | Vaak |
Hart
Acuut coronairsyndroom | Soms |
---|---|
Angina pectoris | Vaak |
Aortaklepaandoening | Soms |
Atriale fibrillatie | Vaak |
Atrioventriculair blok tweedegraads | Soms |
Bradycardie | Vaak |
Hartfalen | Vaak |
Linkerventrikelhypertrofie | Vaak |
Supraventriculaire aritmie | Soms |
Tachycardie | Vaak |
Huid en onderhuid
Acne | Vaak |
---|---|
Alopecia | Vaak |
Diabetische voet | Soms |
Haargroei abnormaal | Soms |
Huidexfoliatie | Vaak |
Hyperhidrose | Vaak |
Nachtzweten | Vaak |
Onychoclasis | Soms |
Peniele ulceratie | Soms |
Pruritus | Vaak |
Psoriasis | Soms |
Rash | Vaak |
Trichorrhexis | Soms |
Immuunsysteem
Anafylactische reactie | ? |
---|---|
Chronische allograftnefropathie | Vaak |
Hypogammaglobulinemie | Soms |
Seizoensgebonden allergie | Soms |
Infecties
BK virusinfectie | Vaak |
---|---|
Blastocystis-infectie | Soms |
Bovenste-luchtweginfectie | Zeer vaak |
Bronchitis | Zeer vaak |
Candida-infectie | Vaak |
Cellulitis | Vaak |
Conjunctivitis | Soms |
Cytomegaloviruscolitis | Soms |
Cytomegalovirusinfectie | Zeer vaak |
Encefalitis | Soms |
Endocarditis | Soms |
Epididymitis | Soms |
Gastro-enteritis | Vaak |
Giardiasis | Soms |
Griep | Vaak |
Herpes genitalis | Soms |
Herpes simplex | Vaak |
Herpes zoster | Vaak |
Herseninfectie door schimmels | Soms |
Lymfangitis | Soms |
Met polyomavirus geassocieerde nefropathie | Soms |
Onychomycose | Vaak |
Orale candidiasis | Vaak |
Osteomyelitis | Soms |
Pneumonie | Vaak |
Progressieve multifocale leuko-encefalopathie | Soms |
Pyelonefritis | Vaak |
Retinitis | Soms |
Schimmelinfectie | Vaak |
Sepsis | Vaak |
Stafylokokken-infectie | Soms |
Strongyloidiasis | Soms |
Tuberculose | Soms |
Urineweginfectie | Zeer vaak |
Wondinfectie | Vaak |
Letsels, intoxicaties en complicaties
Breuk | Soms |
---|---|
Incisie hernia | Vaak |
Kneuzing | Soms |
Peesruptuur | Soms |
Transplantaat disfunctie | Zeer vaak |
Transplantaattrombose | ? |
Lever en galwegen
Cholelithiase | Soms |
---|---|
Cytolytische galblaas | Vaak |
Hepatische steatose | Soms |
Levercyste | Soms |
Maagdarmstelsel
Abdominale hernia | Vaak |
---|---|
Braken | Zeer vaak |
Buikpijn | Zeer vaak |
Cheilitis | Soms |
Diarree | Zeer vaak |
Dikkedarmulcus | Soms |
Dunnedarmobstructie | Soms |
Dyspepsie | Vaak |
Gastroduodenaal ulcus | Soms |
Gingivale hypertrofie | Soms |
Maag-darminfectie | Soms |
Melaena | Soms |
Nausea | Zeer vaak |
Obstipatie | Zeer vaak |
Orale aften | Vaak |
Rectale hemorragie | Soms |
Speekselklierpijn | Soms |
Verkleurde feces | Soms |
Nieren en urinewegen
Dysurie | Zeer vaak |
---|---|
Glucosurie | Vaak |
Hematurie | Zeer vaak |
Hydronefrose | Vaak |
Nachtelijke mictie | Vaak |
Nefritis | Soms |
Nierarterie stenose | Vaak |
Nierarterie trombose | Soms |
Nierfibrose | Soms |
Niersclerose | Soms |
Niertubulusatrofie | Soms |
Niervene trombose | Vaak |
Proteïnurie | Zeer vaak |
Tubulaire niernecrose | Vaak |
Urine-incontinentie | Vaak |
Urineretentie | Vaak |
Vesico-ureter reflux | Vaak |
Onderzoeken
Bloed creatinine verhoogd | Zeer vaak |
---|---|
Bloed immunoglobuline G verlaagd | Vaak |
Bloed immunoglobuline M verlaagd | Vaak |
Bloed parathyroïdhormoon verhoogd | Vaak |
Bloed urinezuur verhoogd | Soms |
C-reactief proteïne verhoogd | Vaak |
CD4-lymfocytenpercentage verlaagd | Soms |
Gewicht verhoogd | Vaak |
Gewicht verlaagd | Vaak |
Leverfunctietest abnormaal | Vaak |
Pancreatische enzymen verhoogd | Soms |
Prostaatspecifiek antigeen verhoogd | Soms |
Troponine verhoogd | Soms |
Urine output verlaagd | Soms |
Oog
Cataract | Vaak |
---|---|
Fotofobie | Soms |
Gezichtsvermogen wazig | Vaak |
Keratitis | Soms |
Oculaire hyperemie | Vaak |
Ooglidoedeem | Soms |
Oor en evenwichtsorgaan
Gehoorverlies | Vaak |
---|---|
Oorpijn | Soms |
Tinnitus | Soms |
Vertigo | Soms |
Psyche
Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis | Soms |
---|---|
Abnormale dromen | Soms |
Angst | Zeer vaak |
Depressie | Vaak |
Insomnia | Zeer vaak |
Stemmingswisselingen | Soms |
Verhoogd libido | Soms |
Skeletspieren en bindweefsel
Artralgie | Zeer vaak |
---|---|
Botmetabolismestoornis | Soms |
Botpijn | Vaak |
Gewrichtsblokkering | Vaak |
Gewrichtszwelling | Vaak |
Myalgie | Vaak |
Osteitis | Soms |
Osteoartritis | Vaak |
Osteolyse | Soms |
Pijn in extremiteit | Zeer vaak |
Rugpijn | Zeer vaak |
Spierspasmen | Vaak |
Spierzwakte | Vaak |
Synoviitis | Soms |
Tussenwervelschijfaandoening | Vaak |
Stofwisseling en voeding
Acidose | Vaak |
---|---|
Alkalose | Soms |
Dehydratie | Vaak |
Diabetes mellitus | Vaak |
Diabetische ketoacidose | Soms |
Dyslipidemie | Zeer vaak |
Elektrolytstoornis | Soms |
Hypercalciëmie | Vaak |
Hyperglykemie | Zeer vaak |
Hyperkaliëmie | Zeer vaak |
Hypocalciëmie | Zeer vaak |
Hypofosfatemie | Zeer vaak |
Hypoglykemie | Soms |
Hypokaliëmie | Zeer vaak |
Hypoproteïnemie | Vaak |
Verminderde eetlust | Soms |
Vitamine-D-deficiëntie | Soms |
Vochtretentie | Vaak |
Tumoren (inclusief cysten en poliepen)
Basaalcelcarcinoom | Vaak |
---|---|
Baso-squameuscarcinoom van de huid | Vaak |
Borstkanker | Soms |
Cervixcarcinoom | Soms |
Epstein-Barrvirus-gerelateerd lymfoom | Soms |
Huidpapilloom | Vaak |
Kaposi-sarcoom | Soms |
Keelkanker | Soms |
Longkanker | Soms |
Lymfoom | Soms |
Multipel myeloom | Soms |
Overgangscelcarcinoom | Soms |
Prostaatkanker | Soms |
Rectaalkanker | Soms |
Sarcoom | Soms |
Voortplantingsstelsel en borst
Atrofische vulvovaginitis | Soms |
---|---|
Borstgezwel | Soms |
Cervicale dysplasie | Soms |
Infertiliteit | Soms |
Priapisme | Soms |
Scrotaaloedeem | Soms |
Testiculaire pijn | Soms |
Vulvale ulceratie | Soms |
Zenuwstelsel
Branderig gevoel | Soms |
---|---|
Cerebrovasculair accident | Vaak |
Cognitieve aandoening | Soms |
Demyelinisatie | Soms |
Diabetische neuropathie | Soms |
Duizeligheid | Vaak |
Encefalopathie | Soms |
Geheugen vermindering | Soms |
Gelaatsparalyse | Soms |
Guillain-Barré-syndroom | Soms |
Hemiparese | Soms |
Hersenoedeem | Soms |
Hoofdpijn | Zeer vaak |
Insult | Soms |
Intracraniale druk toegenomen | Soms |
Lethargie | Vaak |
Migraine | Soms |
Neuropathie perifeer | Vaak |
Paresthesie | Vaak |
Restless legs-syndroom | Soms |
Smaakstoornis | Soms |
Syncope | Vaak |
Tremor | Vaak |
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): Bacteriële infecties bijvoorbeeld bronchitis, cystitis.
Vaak (1-10%): infusie- of injectiegerelateerde systemische reacties (bv. hypotensie, hypertensie, bradycardie, duizeligheid, hoofdpijn, myalgie, artralgie, koorts, huiduitslag, urticaria). Reacties op de injectieplaats (bv. pijn, erytheem, hematoom, jeuk en induratie). Overgevoeligheidsreacties (bv. hypotensie, urticaria of andere vormen van huiduitslag, jeuk, dyspneu). Pijn in extremiteit. Migraine, depressie. Leukopenie. (Naso)faryngitis, virale bovenste luchtweginfectie, virale gastro-enteritis.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie, angio-oedeem. Suïcidaal gedrag.
Zelden (0,01-0,1%): niet acute overgevoeligheidsreacties van het vertraagde type (bv. huiduitslag, misselijkheid, vermoeidheid, spierpijn, hoofdpijn en gezichtsoedeem).
Interacties
Vermijd de toediening van levende vaccins, immunosuppressiva kunnen de werkzaamheid van vaccinaties verminderen.
Corticosteroïd geleidelijk afbouwen, vooral bij patiënten met 4 tot 6 humane leucocytantigeen (HLA)-mismatches.
Bij overschakeling op een ander immunosuppressivum rekening houden met de lange halfwaardetijd van belatacept (8-10 dagen).
Interacties
Geen levende vaccins toedienen vanaf 30 dagen vóór of gelijktijdig met een behandeling met belimumab.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (veranderingen in immuunfunctie) bij gebruik van zeer hoge doses.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot 8 weken na de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij dieren zijn gezien: reversibele afname van het aantal B-cellen en van IgM bij neonaten. Het aantal B-cellen herstelde binnen 3 maanden na de geboorte en het IgM niveau binnen 6 maanden.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Vrouwen in de vruchtbare jaren dienen adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en ten minste vier maanden na de laatste behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Waarschijnlijk ook bij mensen, omdat IgG antilichamen in de moedermelk worden uitgescheiden.
Farmacologisch effect: Reversibele afname van het aantal B-cellen en van IgM.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- patiënten die Epstein-Barrvirus-seronegatief zijn, of van wie de serostatus onbekend is.
Contra-indicaties
Er zijn geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Een EBV-seronegatieve status is een risicofactor voor posttransplantatie lymfoproliferatieve ziekte (PTLD); daarom voor het begin van de behandeling de EBV–serostatus vaststellen. Andere risicofactoren voor PTLD zijn cytomegalovirus (CMV)-infectie en T-celdepletietherapie. Bij nieuwe, of toename van, neurologische of cognitieve klachten of gedragsveranderingen PTLD overwegen.
Infecties: Immunosuppressiva kunnen de gevoeligheid voor infectie verhogen. Voorafgaand aan behandeling met belatacept de patiënt beoordelen op tuberculose en testen op een latente infectie. CMV-profylaxe wordt aanbevolen voor ten minste 3 maanden na transplantatie, profylaxe tegen pneumocystose voor ten minste 6 maanden na transplantatie.
Maligniteiten: Blootstelling aan UV-stralen beperken vanwege de toenemende kans op huidkanker.
Transplantaattrombose: bij ontvangers van extended-criteria-donoren (ECD) is in klinisch onderzoek een toegenomen incidentie waargenomen van transplantaattrombose. Postmarketing is het gemeld bij toediening van de initiële dosis thymocytenglobuline, gelijktijdig of rond dezelfde tijd als de eerste dosis belatacept, bij patiënten met andere predisponerende risicofactoren.
Omzetting van een calcineurineremmer-gebaseerd onderhoudsregime (ciclosporine of tacrolimus) naar een op belatacept gebaseerd regime kan aanvankelijk het risico op acute afstoting vergroten. Extra controle op acute afstoting wordt aanbevolen voor ten minste 6 maanden na de omzetting op belatacept, volgens de lokale zorgstandaard. Er zijn geen gegevens over omzetting bij patiënten met een hoger immunologisch risico; hierbij mag omzetting alleen worden overwogen wanneer de mogelijke voordelen opwegen tegen de risico's.
Als progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) wordt vastgesteld, de immunosuppressie verminderen of staken.
De veiligheid en werkzaamheid bij herbehandeling na langdurige stopzetting zijn niet onderzocht; houd rekening met eventuele antistoffen tegen belatacept.
Er zijn onvoldoende gegevens over toepassing bij een gestoorde leverfunctie. Bij levertransplantatiepatiënten zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld; gebruik wordt niet aanbevolen.
Bij patiënten met een Panel Reactive Antibody (PRA) > 30% is belatacept is niet onderzocht; bij hen uitsluitend toepassen na overwegen van een alternatieve therapie.
Bij kinderen tot 18 jaar zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Belimumab is niet onderzocht bij ernstige actieve lupus van het centrale zenuwstelsel, HIV, (een voorgeschiedenis van) hepatitis B of C, hypogammaglobulinemie of IgA-deficiëntie, een belangrijke orgaantransplantatie of een hematopoëtische stamcel-/beenmergtransplantatie in het verleden.
Bij actieve ernstige infectie waaronder ernstige chronische infecties, behandeling niet beginnen en voorzichtig bij patiënten met een verleden van een steeds terugkerende infectie. Belimumab zou de kans op het ontwikkelen van soms fatale infecties kunnen verhogen. Instrueer de patiënt om zich te melden bij symptomen van een infectie. Bij ontstaan van een infectie tijdens de behandeling, eventueel deze onderbreken. Overweeg pneumokokkenvaccinatie voordat behandeling wordt gestart.
Een op B-cellen gerichte therapie bij gelijktijdig gebruik, voorzichtig toepassen. Beschikbare gegevens ondersteunen gelijktijdige toediening van rituximab niet bij patiënten met SLE.
Schat vóór aanvang het risico van depressie en suïcidaal gedrag in; controleer op nieuwe tekenen hiervan tijdens de behandeling. Adviseer de patiënt direct medische hulp te zoeken als een depressie of verergering hiervan ontstaat, suïcidaal gedrag ontstaat of zelfverwonding wordt ervaren.
Overgevoeligheidsreacties kunnen ernstig en fataal zijn; ze treden direct na de toediening op, of enkele dagen erna, meestal bij de eerste twee doses. De patiënt daarom enkele uren onder klinisch toezicht houden, in ieder geval na de eerste subcutane injectie of de eerste twee infusies. Bij een ernstige reactie de toediening onderbreken. De patiënt voorlichten over de mogelijkheid van een allergische reactie op de dag van, of tot enkele dagen na de toediening.
Maligniteiten en lymfoproliferatieve aandoeningen: wees voorzichtig bij maligniteiten (in het verleden); immunomodulerende middelen kunnen het risico van een maligniteit doen toenemen.
Controleer op symptomen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals cognitieve, neurologische of psychiatrische klachten. Bij vermoeden van PML, de immunosuppressieve behandeling onderbreken totdat PML is uitgesloten. Bij bevestiging van PML, de immunosuppressieve behandeling, waaronder belimumab, staken.
Over de werkzaamheid en veiligheid zijn weinig gegevens bekend bij mensen met een leeftijd ≥ 65 jaar, of bij zwarte patiënten die belimumab subcutaan toegediend krijgen. Er is een gebrek aan gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie. Belimumab is niet onderzocht bij patiënten met een verminderde leverfunctie en bij SLE voor de leeftijd < 5 jaar (i.v.) en < 18 jaar (subcutaan) en bij lupusnefritis voor < 18 jaar.
Eigenschappen
Immunosuppressivum. Fusie-eiwit, geproduceerd in hamstercellen door recombinante DNA-technologie. Selectieve costimulatieblokker, blokkeert de costimulatie van T-cellen en remt zo hun activatie. Geactiveerde T-cellen zijn de voornaamste mediators van een immunologische respons op de getransplanteerde nier.
Kinetische gegevens
V d | 0,15 l/kg. |
Eliminatie | De klaring neemt toe met het lichaamsgewicht. |
T 1/2el | circa 9-10 dagen, grote individuele spreiding. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Humaan IgG1-lambda monoklonaal antilichaam, geproduceerd met recombinant DNA-technologie in een cellijn afkomstig van zoogdieren. Blokkeert specifiek de binding van oplosbaar B-lymfocytenstimulerend eiwit (BLyS, ook wel BAFF en TNFSF13B genoemd) aan de receptoren hiervan op B-cellen. Hierdoor remt belimumab de overleving van B-cellen, waaronder autoreactieve B-cellen, en vermindert het de differentiatie van B-cellen tot plasmacellen die immunoglobuline produceren. Bij SLE zijn de BLyS-niveaus in het plasma verhoogd en gerelateerd aan de ziekteactiviteit.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,08 l/kg. |
F | na s.c.-toediening ca. 74%. |
Metabolisering | door proteolytische enzymen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 19 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
belatacept hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belimumab (L04AG04) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk
Groepsinformatie
belimumab hoort bij de groep immunosuppressiva, selectieve.
- abatacept (L04AA24) Vergelijk
- anifrolumab (L04AG11) Vergelijk
- apremilast (L04AA32) Vergelijk
- avacopan (L04AJ05) Vergelijk
- baricitinib (L04AF02) Vergelijk
- belatacept (L04AA28) Vergelijk
- danicopan (L04AJ09) Vergelijk
- deucravacitinib (L04AF07) Vergelijk
- eculizumab (L04AJ01) Vergelijk
- everolimus (bij transplantatie) (L04AH02) Vergelijk
- filgotinib (L04AF04) Vergelijk
- imlifidase (L04AA41) Vergelijk
- leflunomide (L04AK01) Vergelijk
- mycofenolaatmofetil (L04AA06) Vergelijk
- mycofenolzuur (L04AA06) Vergelijk
- pegcetacoplan (L04AJ03) Vergelijk
- ravulizumab (L04AJ02) Vergelijk
- sirolimus (L04AH01) Vergelijk
- sutimlimab (L04AJ04) Vergelijk
- thymocytenglobuline (L04AA04) Vergelijk
- tofacitinib (L04AF01) Vergelijk
- upadacitinib (L04AF03) Vergelijk
- vedolizumab (L04AG05) Vergelijk