Samenstelling
Celestone (als 3 mg di-Na-fosfaat + 2,7 mg acetaat) Organon Pharma BV
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie 'Chronodose'
- Sterkte
- 5,7 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml, flacon 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Depo-Medrol + Lidocaïne Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof, suspensie
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
Bevat per ml: methylprednisolon(acetaat) 40 mg, lidocaïne(hydrochloridemonohydraat) 10 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Behandeling van artrose bestaat primair uit oefentherapie. Bij mensen met artrose van de knie en overgewicht is gewichtsreductie aan te bevelen. Medicamenteuze therapie begint met intermitterend gebruik van paracetamol en/of een cutane NSAID, waarbij de voorkeur afhangt van de lokatie van de artrose. Bij onvoldoende effect kan intermitterend een oraal NSAID worden toegepast (diclofenac, ibuprofen of naproxen). Incidenteel is een intra-articulaire injectie met een corticosteroïd mogelijk, als bovengenoemde middelen onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd zijn. Overweeg in de tweedelijnszorg, afhankelijk van het aangedane gewricht (zie behandelplan), (offlabel) toepassing van duloxetine, predniso(lo)n, intra-articulair hyaluronzuur of eventueel tramadol.
Bij reumatoïde artritis gaat bij een overbruggingstherapie met systemische glucocorticoïden de voorkeur uit naar predniso(lo)n in lage tot intermediaire dosis, een hogere dosis met ‘step-down’-strategie of een intramusculaire injectie met methylprednisolon.
Geef bij een ernstige longaanval van astma bij volwassenen en kinderen (die ABCDE-stabiel zijn) salbutamol en eventueel bij volwassenen ook ipratropium. Geef tevens een orale predniso(lo)nkuur.
Start bij een minder ernstige longaanval van astma bij volwassenen een kortwerkende β2-sympathicomimeticum (SABA) of verhoog de dosis. Overweeg daarnaast te starten met inhalatiecorticosteroïde (ICS) of formoterol-ICS of verhoog de dosis. Overweeg een orale predniso(lo)nkuur op basis van eerdere ervaring.
Geef een ABCDE-stabiele patiënt met een ernstige COPD-longaanval salbutamol; bij onvoldoende verbetering ook ipratropium. Geef bij verbetering een orale prednisolonkuur; verhoog de dosering van de luchtwegverwijders en/of pas de toedieningsvorm aan. Geef indien nodig een antibioticumkuur.
Verhoog bij een minder ernstige longaanval de dosering van de luchtwegverwijders. Geef afhankelijk van de mate van dyspneu een orale prednisolonkuur.
Bij de ziekte van Crohn zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan het lokaalwerkende budesonide, maar veroorzaken meer bijwerkingen. Als bij milde tot matige ziekteactiviteit na twee tot vier weken lokale behandeling geen meetbare verbetering optreedt, wordt de behandeling veelal omgezet naar een systemische.
Bij colitis ulcerosa zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan lokaalwerkende corticosteroïden, maar veroorzaken meer bijwerkingen.
Zie voor een advies bij de profylaxe van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker: misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie.
Advies
Stimuleer ter preventie van (verergering van) met jicht geassocieerde cardiovasculaire en metabole aandoeningen een gezonde leefstijl. Behandel een acute jichtaanval kortdurend met een hoge dosering klassieke NSAID’s oraal (diclofenac of naproxen), oraal predniso(lo)n of colchicine, afhankelijk van de comorbiditeit en comedicatie van de patiënt. Wissel van middel als na 3–5 dagen geen verbetering optreedt. Overweeg intra-articulaire corticosteroïdinjectie bij onvoldoende effect. Start, indien de diagnose voldoende zeker is, bij recidiverende jichtaanvallen of jichttophi profylaxe met allopurinol als urinezuurverlagende therapie. Behandel een ondanks profylaxe optredende jichtaanval als een acute jichtaanval. Overweeg bij hoge frequentie van tussentijdse aanvallen langdurige behandeling met een NSAID of colchicine.
Methylprednisolon/lidocaïne kan eventueel door een arts die ervaring heeft met intra-articulaire injecties, worden toegepast bij acute jicht indien NSAID’s, orale corticosteroïden en colchicine onvoldoende effectief zijn of als het gewricht om diagnostische redenen toch al aangeprikt moet worden.
Intra-articulaire injecties met een corticosteroïd worden bij reumatoïde artritis primair gegeven om snel symptomen te verbeteren in een actief ontstoken gewricht.
Offlabel indicatie: Sumatriptan s.c. en medicinale zuurstof zijn eerstekeusmiddelen voor de aanvalsbehandeling van clusterhoofdpijn. Verapamil (offlabel) is middel van eerste keus voor de onderhoudsbehandeling van clusterhoofdpijn. Bij het opbouwen van langdurige profylaxe, en bij een zogenaamde 'verapamil drug holiday', kan overwogen worden om ter overbrugging oraal een prednis(ol)onkuur (offlabel) of lokaal een GON-injectie (blokkade van de achterhoofdszenuw, 'Greater Occipital Nerve') met methylprednisolon(/lidocaïne) (offlabel) te geven.
Indicaties
- Reumatologische aandoeningen zoals geselecteerde gevallen of bijzondere vormen (syndroom van Felty, - Sjögren) van reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis, acuut reuma, lupus erythematodes disseminatus, polyarteriitis nodosa en andere vasculitiden, arteriitis temporalis, poly- en dermatomyositis.
- Longaandoeningen zoals verergering van een bestaande astma of COPD, geselecteerde gevallen van sarcoïdose, allergische longaandoeningen (bv. eosinofiele longinfiltratie), cryptogene fibroserende alveolitis.
- Maag-darmaandoeningen zoals colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn, bepaalde vormen van hepatitis.
- Hematologische aandoeningen zoals auto-immuun hemolytische anemie, immuungemedieerde trombocytopenie bij volwassenen en reticulo-lymfoproliferatieve aandoeningen.
- Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, vooral indien onderdeel van lupus erythematodes.
- Endocrinologische aandoeningen zoals congenitale bijnierschorshyperplasie, endocriene exophthalmus.
- Oncologische aandoeningen zoals lymfatische leukemieën (m.n. acute vormen), maligne lymfomen (ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom), de ziekte van Kahler, gemetastaseerd mammacarcinoom, hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
- Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multipele sclerose, hersenoedeem ten gevolge van hersenmetastasen.
- Oogheelkundige aandoeningen zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, neuritis optica en pseudotumor orbitae.
- Huidaandoeningen zoals pemfigus vulgaris en parapemphigus, erytrodermie, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, bulleuze dermatitis herpetiformis.
- Diversen: Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties. Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie. Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.
- Profylaxe voor zwangere tegen ademhalingsmoeilijkheden bij haar kind dat prematuur geboren dreigt te worden (voor de 32e week), ook in geval van een lage lecithine/sfingomyeline-ratio (diagnostiek longrijpheid) bij de foetus.
Lokale therapie
- bursitis en ontstekingsaandoeningen van pezen (zoals tendosynovitis), ontstekingsaandoeningen van spieren (zoals fibrositis en myositis), reumatoïde artritis en osteoartritis, bepaalde ontstekingsaandoeningen van de voet.
- Intralaesionaal bij diverse dermatologische aandoeningen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Als adjuvans voor kortstondig gebruik bij articulaire en peri-articulaire aandoeningen zoals synovitis bij osteoartritis, reumatoïde artritis, posttraumatische osteoartritis, bursitis, acute artritis bij jicht, epicondylitis, tendovaginitis;
- ganglioncysten;
- offlabel: 'Greater Occipital Nerve' (GON)-injectie voor profylaxe van clusterhoofdpijn: ter overbrugging bij opbouwen profylactische onderhoudsbehandeling, 'verapamil drug holiday' of bij exacerbatie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De benodigde dosering is variabel; bepaal de individuele dosis op basis van de specifieke aandoening, de ernst en de respons.
In het algemeen
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': intramusculair: starten met een injectie van 1–2 ml, zo nodig wekelijks herhalen of vaker indien nodig. Bij minder ernstige aandoeningen eventueel lagere doses.
Bij een goede respons de initiële dosis in kleine stappen verlagen, totdat de laagste dosis is bereikt om een adequate klinische respons te onderhouden.
Dreigende vroeggeboorte of lage lecithine-sfingomyelineratio
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': 2 ml intramusculair, ten minste 24 uur (bij voorkeur 48–72 uur) vóór het verwachte tijdstip van de bevalling. Na 24 uur kan een tweede dosis van 2 ml worden toegediend, tenzij patiënte al bevallen is.
Bursitis
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': intrabursaal 1 ml per keer, zo nodig met intervallen van 1–2 weken herhalen.
Tendinitis, myositis, fibrositis, tendosynovitis, peritendinitis en peri-articulaire ontstekingsaandoeningen
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': 3–4 lokale injecties van 1 ml, toegediend met een interval van 1–2 weken; bij voorkeur in de peesschede toedienen, bij peri-articulaire aandoeningen het pijnlijke gebied infiltreren; bij ganglia van bewegingskapsels 0,5 ml direct in de cysteuze gewrichtszwelling injecteren.
Reumatoïde artritis en osteoartritis
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': intra-articulair 0,25–0,5 ml in kleine gewrichten (hand en borstkas); 0,5–1 ml in middelgrote gewrichten (elleboog en pols), 1 ml in grote gewrichten (knie, enkel, schouder), 1–2 ml in zeer grote gewrichten (heup).
Diverse dermatologische aandoeningen
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': intralaesionaal 0,2 ml/cm². In totaal max. 1 ml per week.
Inflammatoire voetaandoeningen
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': bij bursitis onder eksteroog 2 opeenvolgende lokale injecties van 0,25 ml. Bij acute gezwollen artritis kunnen doses tot 1 ml nodig zijn.
Kinderen
Injectievloeistof 'Chronodose': lokaal 0,25–0,5 ml met intervallen van 3–7 dagen.
Toediening
- Voor intramusculair of lokaal gebruik. Niet intraveneus of subcutaan toedienen.
- De suspensie voor injectie schudden voor gebruik.
- I.m.-injectie diep in een grote spiermassa geven, om lokale weefselatrofie te voorkomen.
- Bij lokale toediening kan de injectievloeistof in de spuit eventueel worden gemengd met 1% of 2% lidocaïne/procaïnehydrochloride of vergelijkbare lokale anesthetica voor zover deze geen parabenen bevatten.
Doseringen
Articulaire en peri-articulaire aandoeningen en ganglioncysten
Volwassenen
Intra-articulair, intrabursaal: methylprednisolon per keer 4–10 mg in een klein gewricht, 10–40 mg in een middelgroot gewricht en 20–80 mg in een groot gewricht.
In peesschede, ganglia: methylprednisolon 4–30 mg per keer, zo nodig herhalen.
Offlabel: GON-injectie voor profylaxe van clusterhoofdpijn
Volwassenen
Volgens de NVN-richtlijn Hoofdpijn, module Clusterhoofdpijn (2023): subcutaan: methylprednisolon 80 mg nabij de nervus occipitalis major (GON) als eenmalige injectie; zo nodig na minimaal 3 maanden de injectie herhalen. Lidocaïne in dit preparaat is niet nodig voor het effect op clusterhoofdpijn, maar kan helpen om te bepalen of de injectie op de juiste locatie is gezet (vanwege anesthesie in het verzorgingsgebied van de zenuw).
De injectievloeistof (suspensie) goed schudden voor gebruik.
Bijwerkingen
Toediening in zacht weefsel, intralesionale en intra-articulaire toediening kan zowel systemische als lokale effecten veroorzaken.
Vocht- en elektrolytenevenwicht: natrium- en vochtretentie, hartfalen bij daarvoor gevoelige patiënten, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose, hypertensie.
Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), verergering van myasthenia gravis, osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen), peesruptuur (vooral van de Achillespees). Intra-articulaire toediening: na herhaalde injecties kan pijnloze destructie van het gewricht gelijkend op artropathie van Charcot optreden.
Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, pancreatitis, ulceratieve oesofagitis, opgezette buik.
Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, petechiën en ecchymose, erytheem (van het gelaat), toegenomen transpiratie, acne, allergische dermatitis, onderdrukte huidtest-reactie, hyper- of hypopigmentatie en atrofie op de plaats van injectie.
Hematologische effecten: erytro- en granulocytose, lymfo- en eosinopenie.
Neurologische effecten: intracraniële drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking, convulsies, vertigo, hoofdpijn.
Endocriene effecten: menstruatiestoornissen, hirsutisme, Cushing-syndroom, belemmering van de groei bij kinderen, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnierschorsas, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verlaagde koolhydraattolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden.
Oog: posterieur subcapsulair cataract, glaucoom, exoftalmie, wazig zien. Zeldzame gevallen van blindheid gepaard gaande met intralaesionale behandeling rondom het gezicht en hoofd.
Psychische reacties: stemmingsveranderingen, euforie, angst, depressie, toegenomen prikkelbaarheid, slapeloosheid, psychose.
Stofwisseling: negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak, gewichtstoename, centripetale vetzucht (gelaat, romp), versterkt door toename van de eetlust (te beperken door dieetmaatregelen).
Overige: overgevoeligheidsreacties (waaronder angio-oedeem, urticaria en anafylaxie), hik. Reactie op de toedieningsplaats, steriel abces.
Bijwerkingen
Bij gelokaliseerde toediening kunnen zowel lokale als systemische effecten optreden. Systemische effecten treden zelden op bij kortdurend gebruik.
Methylprednisolon
Voeding en stofwisseling: natrium- en vochtretentie, hypokaliëmische alkalose, metabole acidose, dyslipidemie, toegenomen eetlust (wat kan leiden tot gewichtstoename), lipomatose, verlaagde glucosetolerantie (waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden).
Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), spier- en gewrichtspijn, osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, neuropathische artropathie, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen), peesruptuur (vooral van de achillespees), pijnaanvallen na injectie (na intra-articulaire, peri-articulaire en peesschede-injecties).
Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, peritonitis, pancreatitis, oesofagitis, misselijkheid, dyspepsie, buikpijn, opgezette buik en diarree. Herhaalde puls-therapie met i.v. methylprednisolon kan (meestal bij een aanvangsdosis van ≥ 1 gram per dag) hepatotoxiciteit, zoals acute hepatitis, veroorzaken.
Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, petechiën en ecchymose, striae, erytheem, jeuk, hyper- of hypopigmentatie, toegenomen transpiratie, verminderde respons bij huidtesten, acne, allergische reacties zoals angio-oedeem en urticaria, versnelde groei van Kaposi-sarcoom (waarschijnlijk reversibel).
Hart: hartfalen bij daarvoor gevoelige patiënten.
Bloed en bloedvaten: leukocytose, trombose, longembolie, hypertensie, hypotensie, blozen.
Zenuwstelsel: epidurale lipomatose, intracraniële drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), convulsies, amnesie, duizeligheid, vertigo, hoofdpijn.
Endocrien: menstruatiestoornis, hirsutisme, Cushing-achtige verschijnselen, hypopituïtarisme.
Oog: chorioretinopathie, cataract, glaucoom, exoftalmie, wazig zien.
Psychisch: verwardheid, prikkelbaarheid, depressie, euforie, slapeloosheid, angst, gedragsstoornissen, stemmingswisselingen, persoonlijkheidsveranderingen, psychose. Ook kunnen bestaande emotionele instabiliteit en psychotische neigingen verergeren.
Onderzoeken: verlaagde glucosetolerantie, daling kalium in bloed, stijging calcium in urine, stijging van ASAT, ALAT, AF en ureum in bloed.
Overige: verhoogde gevoeligheid voor infecties en maskering van klinische verschijnselen. Geneesmiddelenovergevoeligheid, anafylactische en anafylactoïde reactie. Hik. Reactie op de injectieplaats, steriel abces, perifeer oedeem, vermoeidheid, malaise. Putjes in de huid op de injectieplaats (door kristalvorming van het steroïd; herstelt zich doorgaans binnen enkele maanden). Bij herhaalde lokale injectie is atrofie van het onderliggend subcutaan vetweefsel waargenomen.
Na langdurige therapie kan staken van de toediening van corticosteroïden een abstinentiesyndroom tot gevolg hebben, begeleid door koorts, myalgie, artralgie en malaise; dit kan zelfs zonder tekenen van bijnierschorsinsufficiëntie optreden.
Lidocaïne
Gemeld zijn: verwarde toestand, euforische stemming, zenuwachtigheid, angst. Bewustzijnsverlies, convulsie, hypo-esthesie, tremor, slaperigheid, duizeligheid. Diplopie, wazig zien. Tinnitus. Hartstilstand, hartritmestoornis, bradycardie. Circulatoire collaps, hypotensie. Ademstilstand, onderdrukte ademhaling, bronchospasme, dyspneu. Braken. Gezichtsoedeem, huidlaesie, urticaria. Spiertrekkingen. Oedeem, warmte- en koudesensaties. Anafylactische reactie.
Meer informatie
Interacties
- Vaccinatie met levende virussen bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
- Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïddosering zo nodig bijstellen.
- Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A-remmers, waaronder cobicistat, omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
- Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
- De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening.
- De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
- Bij gelijktijdig gebruik van kaliumonttrekkende diuretica (zoals thiazide-diuretica) of amfotericine B is er meer kans op hypokaliëmie.
- De toxische grens van digoxine kan eerder bereikt zijn.
- Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect.
- De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
- De respons op somatropine kan verminderen; gelijktijdig gebruik van betamethason 0,3–0,45 mg/m² lichaamsoppervlak/dag vermijden.
- De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
- De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe. Bij hypoprotrombinemie acetylsalicylzuur terughoudend toepassen in combinatie met corticosteroïden.
- Het effect van cholinesteraseremmers bij myasthenia gravis kan afnemen.
Interacties
- Toediening van levende of verzwakt levende vaccins bij gebruik van een immunosuppressieve dosering in de voorgaande drie maanden is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
- Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïd-dosering zo nodig bijstellen.
- Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A4-remmers (bv. cobicistat, HIV-proteaseremmers, claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, grapefruitsap), omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
- Wees voorzichtig bij combinatie met cyclofosfamide en tacrolimus.
- (Fos)aprepitant kan de blootstelling aan methylprednisolon verhogen.
- Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
- Hoge doses methylprednisolon en ciclosporine kunnen elkaars plasmaconcentratie verhogen; gelijktijdige toediening heeft geleid tot convulsies.
- De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
- Bij gelijktijdig gebruik van kaliumonttrekkende diuretica (zoals thiazide-diuretica), amfotericine B, xanthinederivaten of β2-agonisten is er meer kans op hypokaliëmie.
- Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect.
- De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
- De respons op somatropine kan verminderen.
- De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
- De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe.
- Het effect van cholinesteraseremmers bij myasthenia gravis kan afnemen.
Zwangerschap
Betamethason passeert de placenta; de foetale serumconcentratie is ca. 30% van de maternale concentratie.
Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons. Na toediening van een korte kuur betamethason aan vrouwen met risico op een late vroeggeboorte, is meer kans op neonatale hypoglykemie aangetoond.
Advies: Kan worden gebruikt ter bevordering van longrijping bij de ongeborene, maar wordt voor de overige indicaties bij voorkeur vervangen door een corticosteroïd dat de placenta in mindere mate passeert. Niet toedienen aan zwangere vrouwen met (pre)eclampsie of placentaschade.
Zwangerschap
Methylprednisolon en lidocaïne passeren de placenta.
Teratogenese: Methylprednisolon: bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis), bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid. Lidocaïne: geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Methylprednisolon: bij hogere doseringen kan remming van de bijnierschorsfunctie in de foetus of neonaat niet worden uitgesloten.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Kortdurend gebruik is waarschijnlijk veilig. Vermijd langdurig gebruik vanwege het ontbreken van ervaring, de sterke werking en de hogere biologische beschikbaarheid.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate (methylprednisolon en lidocaïne).
Advies: Kan worden gebruikt.
Contra-indicaties
Systemische therapie
- ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
- acute infectieuze processen, vooral virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
- tropische worminfecties;
- zie ook de rubriek Interacties.
I.m.-toediening niet toepassen bij immuungemedieerde trombocytopenie.
Lokale therapie
- infectie van de plaats van aandoening, bv. septische artritis ten gevolge van gonorroe of tuberculose;
- bacteriëmie of systemische schimmelinfecties;
- instabiliteit van het gewricht.
Contra-indicaties
- allergie voor andere anesthetica in de anamnese;
- systemische schimmelinfecties;
- acute virusinfecties, in het bijzonder herpesinfectie van het oog;
- infectiehaard in of nabij de plaats van toediening (zoals abcessen, geïnfecteerde huidgebieden);
- instabiliteit van het gewricht;
- intrathecaal of intravasculair gebruik.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controle: Bij langdurig gebruik (> 6 weken) periodiek oftalmologisch onderzoek uitvoeren, vanwege de kans op cataract en glaucoom.
Endocriene effecten: Langdurige behandeling kan resulteren in onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie), welke nog maanden na staken van de behandeling kan aanhouden. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naar gelang de dosis en de duur van de behandeling. Tussentijds optreden van ziekte, letsel of operaties gedurende langdurige behandeling vereist een tijdelijke dosisverhoging. Controle kan tot een jaar na staken van de langdurige therapie of behandeling met hoge doses corticosteroïden nodig zijn.
Immunosuppressieve effecten: Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Tevens kunnen latente infecties veroorzaakt door bijvoorbeeld Mycobacterium, Pneumocystis jiroveci, Strongyloides en Entamoeba histolytica manifest worden. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben; blootgestelde patiënten direct onder medische behandeling stellen. Het gebruik bij actieve tuberculose beperken tot die gevallen van fulminerende of gedissemineerde tuberculose en hierbij een adequaat tuberculostaticum geven. Bij latente tuberculose of bij tuberculinereactiviteit chemoprofylaxe geven tijdens langdurige behandeling.
Comorbiditeit: Gebruik glucocorticoïden terughoudend bij aspecifieke colitis ulcerosa, als de kans op een dreigende perforatie, abces of andere pyogene infectie bestaat. Wees ook terughoudend bij diverticulitis, recente darmanastomosen, peptisch ulcus in de voorgeschiedenis, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, nierinsufficiëntie, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, osteoporose, myasthenia gravis, epilepsie, psychiatrische voorgeschiedenis, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Bij hypothyroïdie en bij cirrose hebben glucocorticoïden een sterker effect. Wees voorzichtig bij (vermoedelijke) feochromocytoom, omdat feochromocytoomcrisis is gemeld na toediening van systemische corticosteroïden.
Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.
Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden.
De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik van glucocorticoïden.
Intra-articulaire toediening: in sommige gevallen, met name bij herhaalde injecties, is na-controle door middel van röntgenfoto's aanbevolen. Het gewricht loopt het risico slechter te worden, daarom het gewricht niet te zwaar belasten bij symptomatische verbetering na intra-articulaire injectie. Een duidelijke toename van de pijn, gepaard met lokale zwelling, verdere beperking van de mobiliteit van het gewricht, koorts en malaise kan duiden op septische artritis. Bij bevestiging van de diagnose sepsis de lokale behandeling met glucocorticoïdinjecties onderbreken. Herhaalde injecties in ontstoken pezen vermijden in verband met de kans op peesruptuur.
Waarschuwingen en voorzorgen
Langdurige behandeling kan resulteren in onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie), waarvan de ernst en duur afhankelijk zijn van o.a. de dosis, de frequentie en de duur van de behandeling. Bij tussentijds optreden van ziekte, letsel of operaties gedurende langdurige behandeling zijn verhoogde doseringen van snelwerkende corticosteroïden geïndiceerd.
Vanwege de immunosuppressieve werking van glucocorticoïden, met name bij een hoge dosering, is de kans op infecties toegenomen en kunnen sommige symptomen van infecties worden gemaskeerd. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben. Bij latente tuberculose of bij tuberculinereactiviteit chemoprofylaxe geven tijdens langdurige behandeling.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig met gebruik van glucocorticoïden bij aspecifieke colitis ulcerosa, als de kans op een dreigende perforatie, abces of andere pyogene infectie bestaat. Wees ook voorzichtig bij diverticulitis, recente darmanastomosen, peptisch ulcus in de voorgeschiedenis, feochromocytoom, eerder door glucocorticoïd veroorzaakte myopathie, lever- of nierfunctiestoornis, hypothyroïdie, diabetes mellitus, hartfalen, hypertensie, tromboseneiging, osteoporose, myasthenia gravis, epilepsie, psychische stoornis in de voorgeschiedenis, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Bijwerkingen zoals dyslipidemie en hypertensie kunnen patiënten met bestaande cardiovasculaire risicofactoren predisponeren voor bijkomende cardiovasculaire effecten (met name in geval van hoge doses en bij langdurig gebruik). Glucocorticoïdbehandeling kan peritonitis of andere verschijnselen gerelateerd aan maag-darmaandoeningen, zoals perforatie, obstructie of pancreatitis, maskeren. Wees voorzichtig bij systemische sclerose, omdat een verhoogde incidentie van sclerodermale niercrisis is waargenomen.
Lokale anesthetica, waaronder lidocaïne, voorzichtig toepassen bij epilepsie, myasthenia gravis, hartgeleidingsstoornis, hartfalen, hypovolemie en bradycardie. Er dienen voorzieningen voor reanimatie beschikbaar te zijn bij de toediening. Dit omdat bij lokale anesthesie toxische verschijnselen kunnen optreden, als gevolg van verhoogde plasmaconcentratie door accidentele intravasculaire injectie, overmatige dosering of snelle absorptie vanuit zeer vaatrijke gebieden, of overgevoeligheid van de patiënt. Systemische toxiciteit heeft voornamelijk betrekking op het centrale zenuwstelsel en cardiovasculaire systeem.
Acute, gegeneraliseerde myopathie van oculaire en respiratoire spieren, eventueel leidend tot tetraparese, is beschreven tijdens gebruik van hoge doses glucocorticoïden, meestal bij bestaande afwijkingen in de neuromusculaire transmissie (bv. myasthenia gravis) of bij gelijktijdige behandeling met neuromusculaire blokkers. Na staken van de behandeling kan het herstel enkele weken tot jaren duren.
Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.
Bij symptomatische verbetering na intra-articulaire injectie het gewricht niet te zwaar belasten. In sommige gevallen kan herhaalde toediening van intra-articulaire injecties leiden tot instabiliteit van het betreffende gewricht; röntgenologische follow-up kan nodig zijn. Een duidelijke toename van de pijn, gepaard met lokale zwelling, verdere beperking van de mobiliteit van het gewricht, koorts en malaise kan duiden op septische artritis.
Hulpstoffen: benzylalcohol, in Depo-Medrol + Lidocaïne, kan bij lokale toediening in zenuwweefsel toxisch zijn. Benzylalcohol in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Corticosteroïd met vooral glucocorticoïde werking; het mineralocorticoïde effect is te verwaarlozen. In 'Chronodose' is betamethason aanwezig in de vorm van dinatriumfosfaat (een snel oplosbare ester) en acetaat (dat veel trager oplost).
'Chronodose': bij intrabursale toediening bij bursitis treedt de werking in binnen een paar uur. Bij intra-articulaire toediening bij reumatoïde artritis en osteoartritis treedt de werking binnen 2–4 uur in en houdt 1–4 weken aan.
Kinetische gegevens
T max | i.m. 60 min. |
Metabolisering | vnl. in de lever. |
Eliminatie | met de urine en feces. |
T 1/2el | > 5 uur; biologische halfwaardetijd (hypothalamus-hypofyse-bijnier-as-suppressie) = 36–54 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Corticosteroïd met sterk glucocorticoïde eigenschappen; het mineralocorticoïde effect is te verwaarlozen. Dit preparaat bevat de slecht oplosbare acetaatverbinding van methylprednisolon, en heeft daardoor een langdurige werking. Lidocaïne is een lokaal anestheticum; het is toegevoegd om pijn na de injectie te vermijden.
Meer informatie
Groepsinformatie
betamethason (systemisch) hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- deflazacort (H02AB13) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednisolon (systemisch) (H02AB06) Vergelijk
- prednison (H02AB07) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonhexacetonide (H02AB08) Vergelijk
Groepsinformatie
methylprednisolon/lidocaïne hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (systemisch) (H02AB01) Vergelijk
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- deflazacort (H02AB13) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- prednisolon (systemisch) (H02AB06) Vergelijk
- prednison (H02AB07) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonhexacetonide (H02AB08) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- COPD, aanvalsbehandeling
- Reumatoïde artritis
- artrose
- astma, aanvalsbehandeling
- colitis ulcerosa
- misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie
- ziekte van Crohn